A1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2005
Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de Minister van Justitie en de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het kabinetsstandpunt
over de evaluatie van de Wet arbeid en zorg2.
Tevens bied ik u ter informatie de resultaten aan van een onderzoek onder
werkgevers, van het onderzoek «arbeid en zorg in CAO's 2003» en
van het jurisprudentieonderzoek Wet arbeid en zorg.
Op basis van de onderzoeksresultaten is het kabinet overwegend positief
over de Wet arbeid en zorg die nu ruim drie jaar bestaat en is het kabinet
onverminderd overtuigd van het belang van deze wet. Er blijkt onder werknemers
een grote behoefte aan tijd voor acute zorgsituaties. De Wet arbeid en zorg
komt aan deze behoefte tegemoet door via een recht op verlof te garanderen
dat (dringend) noodzakelijke zorg kan worden verleend. Bovendien biedt de
wet een basisnorm die richting geeft aan het overleg tussen werkgever en werknemer
over het vrijmaken van tijd voor zorg. Het gebruik van de wettelijke regelingen
in de daarvoor bestemde situaties zal naar verwachting verder toenemen naarmate
de wet beter bekend wordt.
Bij de totstandkoming van het kortdurend zorgverlof is nadrukkelijk gelet
op het evenwicht tussen de belangen van werknemers en van werkgevers. In reactie
op de motie-Van Gent (TK 2000/01, 27 207, nr. 42) en de motie-Schimmel/Bussemaker
(TK 2000/01, 27 207 en 27 208, nr. 61) ziet het kabinet op basis
van de onderzoeksresultaten geen aanleiding om respectievelijk de duur van
het kortdurend zorgverlof voor alleenstaanden te vergroten of de kring van
zorgbehoevenden door middel van een «keuzekaart» te vergroten.
Verdere inspanningen ten behoeve van de bevordering van de adequate werking
van de Wet arbeid en zorg zullen gericht worden op nadere voorlichting over
deze wet. Met deze voorlichting kunnen de criteria en voorwaarden in de wet
beter bekend worden gemaakt. Ook zal in de voorlichting aan werkgevers
en vooral in een beschrijving van goede voorbeelden bij kleine werkgevers
speciale aandacht gegeven kunnen worden aan effectief gebleken systemen of
strategieën voor vervanging en overdracht van werkzaamheden. Dat kan
werkgevers moeite besparen en bij werknemers zorgen wegnemen over «ontregelende»
effecten van hun verlof. Het gebruik van verlof door werknemers die daaraan
behoefte hebben, kan daardoor toenemen. Op het moment dat het wetsvoorstel
langdurend zorgverlof (28 467) door de Eerste Kamer is aanvaard zullen
de voorlichtingsactiviteiten ook het recht op onbetaald langdurend zorgverlof
voor de zorg van levensbedreigend zieke partner, (pleeg)kind en ouder betreffen.
Ook (doelgroepen van) werknemers zullen via voorlichting gericht worden benaderd
en geïnformeerd over hun rechten en de voorwaarden waaronder zij daarop
een beroep kunnen doen. Verschillen van mening tussen werkgever en werknemer
kunnen in laatste instantie aan de rechter worden voorgelegd.
Het proces van verdere implementatie van de Wet arbeid en zorg zal gevolgd
worden aan de hand van de gegevens van de Monitor combineren arbeid en zorg,
die het CBS vanaf 2005 in mijn opdracht zal uitvoeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus