27 207
Vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg)

A1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2005

Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de Wet arbeid en zorg2. Tevens bied ik u ter informatie de resultaten aan van een onderzoek onder werkgevers, van het onderzoek «arbeid en zorg in CAO's 2003» en van het jurisprudentieonderzoek Wet arbeid en zorg.

Op basis van de onderzoeksresultaten is het kabinet overwegend positief over de Wet arbeid en zorg die nu ruim drie jaar bestaat en is het kabinet onverminderd overtuigd van het belang van deze wet. Er blijkt onder werknemers een grote behoefte aan tijd voor acute zorgsituaties. De Wet arbeid en zorg komt aan deze behoefte tegemoet door via een recht op verlof te garanderen dat (dringend) noodzakelijke zorg kan worden verleend. Bovendien biedt de wet een basisnorm die richting geeft aan het overleg tussen werkgever en werknemer over het vrijmaken van tijd voor zorg. Het gebruik van de wettelijke regelingen in de daarvoor bestemde situaties zal naar verwachting verder toenemen naarmate de wet beter bekend wordt.

Bij de totstandkoming van het kortdurend zorgverlof is nadrukkelijk gelet op het evenwicht tussen de belangen van werknemers en van werkgevers. In reactie op de motie-Van Gent (TK 2000/01, 27 207, nr. 42) en de motie-Schimmel/Bussemaker (TK 2000/01, 27 207 en 27 208, nr. 61) ziet het kabinet op basis van de onderzoeksresultaten geen aanleiding om respectievelijk de duur van het kortdurend zorgverlof voor alleenstaanden te vergroten of de kring van zorgbehoevenden door middel van een «keuzekaart» te vergroten.

Verdere inspanningen ten behoeve van de bevordering van de adequate werking van de Wet arbeid en zorg zullen gericht worden op nadere voorlichting over deze wet. Met deze voorlichting kunnen de criteria en voorwaarden in de wet beter bekend worden gemaakt. Ook zal in de voorlichting aan werkgevers en vooral in een beschrijving van goede voorbeelden bij kleine werkgevers speciale aandacht gegeven kunnen worden aan effectief gebleken systemen of strategieën voor vervanging en overdracht van werkzaamheden. Dat kan werkgevers moeite besparen en bij werknemers zorgen wegnemen over «ontregelende» effecten van hun verlof. Het gebruik van verlof door werknemers die daaraan behoefte hebben, kan daardoor toenemen. Op het moment dat het wetsvoorstel langdurend zorgverlof (28 467) door de Eerste Kamer is aanvaard zullen de voorlichtingsactiviteiten ook het recht op onbetaald langdurend zorgverlof voor de zorg van levensbedreigend zieke partner, (pleeg)kind en ouder betreffen. Ook (doelgroepen van) werknemers zullen via voorlichting gericht worden benaderd en geïnformeerd over hun rechten en de voorwaarden waaronder zij daarop een beroep kunnen doen. Verschillen van mening tussen werkgever en werknemer kunnen in laatste instantie aan de rechter worden voorgelegd.

Het proces van verdere implementatie van de Wet arbeid en zorg zal gevolgd worden aan de hand van de gegevens van de Monitor combineren arbeid en zorg, die het CBS vanaf 2005 in mijn opdracht zal uitvoeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 272 en 272a, vergaderjaar 2000–2001 en onder EK nrs. 8 t/m 8b, vergaderjaar 2001–2002.

XNoot
2

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 132740.

Naar boven