B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 20 september 2004
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden van dit
wetsvoorstel waarbij het recht van de verdediging om getuigen op te geven,
wordt gestroomlijnd maar aan de kern niet wordt getornd, met instemming kennisgenomen.
Zij hadden nog slechts behoefte aan het stellen van enkele vragen en het maken
van een enkele opmerking.
Te verwachten is dat door het voorstel met name bij zogenaamde regiezittingen
het opvoeren van getuigen meer gestroomlijnd zal verlopen, waardoor de procedure
in het vervolg minder vertraging zal oplopen. De efficiëntiewinst –
in de zin van minder aanhoudingen en efficiënter gebruik van zittingscapaciteit –
voor gewone strafzittingen achtten zij minder groot, aangezien de opgave van
getuigen door de verdediging nog altijd pas 10 dagen voor de zitting (4 dagen
na de minimale termijn van dagvaarding) hoeft plaats te vinden. Daardoor zal
bijvoorbeeld een bevel van de voorzitter om getuigen toch op te roepen na
afwijzing door het OM in veel gevallen toch leiden tot aanhouding en dus zittingstijdverlies,
aangezien op die korte termijn geen andere zaak ter vervanging van de aan
te houden zaak bij de rechtbank kan worden aangebracht. De leden van de CDA-fractie
vroegen waarom in dit voorstel niet tevens het voorstel van de Commissie verbetervoorstellen
is gevolgd om de termijn voor het doen van opgave van getuigen langer te doen
zijn dan de minimale dagvaardingstermijn, met een terugvalvoorziening voor
het geval tegen de minimale dagvaardingstermijn wordt gedagvaard, zodat er
in dat geval in wordt voorzien dat de verdediging nog vier werkdagen heeft
om het verzoek te doen. Dan zou de gereserveerde zittingscapaciteit meer dan
thans en ook meer dan na invoering van dit voorstel efficiënt kunnen
worden ingevuld.
Bij de behoefte aan het oproepen van nieuwe getuigen bij nova na de eerste
terechtzitting moet artikel 315 Sv, volgens de regering, voldoende soelaas
bieden. Aangezien hier in wezen een situatie is waarvan gezegd moet worden
dat de verdediging geen gelegenheid heeft laten liggen, rijst de vraag of
dan de toets aan een ruimer criterium dan het noodzakelijkheidscriterium –
anders dan artikel 315 Sv – niet meer in de rede ligt. De leden vroegen
de regering dit punt nog eens te verduidelijken.
De gronden voor het weigeren van getuigen worden op twee punten gewijzigd
(«ernstig» wordt geschrapt en «gezondheidstoestand»
wordt aangevuld met «welzijn»), hetgeen een substantiële
verruiming van de weigeringgrond betekent. Dat roept bij de leden van de CDA-fractie
de vraag op of met name bij zedendelicten en geweldsdelicten hierdoor het
horen van getuigen niet zal worden belemmerd met als gevolg minder mogelijkheden
tot bewijs en minder veroordelingen bij dit soort zaken, hetgeen het rechtsgevoel
zal ondermijnen.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie
de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten
De griffier van de commissie,
Eliane Janssen
XNoot
1Samenstelling: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Rosenthal (VVD), Witteveen
(PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD),
Kox (SP), Soutendijk- v. Appeldoorn (CDA), Westerveld (PvdA) en Engels (D66).