29 254
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met het horen van getuigen en enkele verwante onderwerpen

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 20 september 2004

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden van dit wetsvoorstel waarbij het recht van de verdediging om getuigen op te geven, wordt gestroomlijnd maar aan de kern niet wordt getornd, met instemming kennisgenomen. Zij hadden nog slechts behoefte aan het stellen van enkele vragen en het maken van een enkele opmerking.

Te verwachten is dat door het voorstel met name bij zogenaamde regiezittingen het opvoeren van getuigen meer gestroomlijnd zal verlopen, waardoor de procedure in het vervolg minder vertraging zal oplopen. De efficiëntiewinst – in de zin van minder aanhoudingen en efficiënter gebruik van zittingscapaciteit – voor gewone strafzittingen achtten zij minder groot, aangezien de opgave van getuigen door de verdediging nog altijd pas 10 dagen voor de zitting (4 dagen na de minimale termijn van dagvaarding) hoeft plaats te vinden. Daardoor zal bijvoorbeeld een bevel van de voorzitter om getuigen toch op te roepen na afwijzing door het OM in veel gevallen toch leiden tot aanhouding en dus zittingstijdverlies, aangezien op die korte termijn geen andere zaak ter vervanging van de aan te houden zaak bij de rechtbank kan worden aangebracht. De leden van de CDA-fractie vroegen waarom in dit voorstel niet tevens het voorstel van de Commissie verbetervoorstellen is gevolgd om de termijn voor het doen van opgave van getuigen langer te doen zijn dan de minimale dagvaardingstermijn, met een terugvalvoorziening voor het geval tegen de minimale dagvaardingstermijn wordt gedagvaard, zodat er in dat geval in wordt voorzien dat de verdediging nog vier werkdagen heeft om het verzoek te doen. Dan zou de gereserveerde zittingscapaciteit meer dan thans en ook meer dan na invoering van dit voorstel efficiënt kunnen worden ingevuld.

Bij de behoefte aan het oproepen van nieuwe getuigen bij nova na de eerste terechtzitting moet artikel 315 Sv, volgens de regering, voldoende soelaas bieden. Aangezien hier in wezen een situatie is waarvan gezegd moet worden dat de verdediging geen gelegenheid heeft laten liggen, rijst de vraag of dan de toets aan een ruimer criterium dan het noodzakelijkheidscriterium – anders dan artikel 315 Sv – niet meer in de rede ligt. De leden vroegen de regering dit punt nog eens te verduidelijken.

De gronden voor het weigeren van getuigen worden op twee punten gewijzigd («ernstig» wordt geschrapt en «gezondheidstoestand» wordt aangevuld met «welzijn»), hetgeen een substantiële verruiming van de weigeringgrond betekent. Dat roept bij de leden van de CDA-fractie de vraag op of met name bij zedendelicten en geweldsdelicten hierdoor het horen van getuigen niet zal worden belemmerd met als gevolg minder mogelijkheden tot bewijs en minder veroordelingen bij dit soort zaken, hetgeen het rechtsgevoel zal ondermijnen.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Eliane Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Rosenthal (VVD), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), Kox (SP), Soutendijk- v. Appeldoorn (CDA), Westerveld (PvdA) en Engels (D66).

Naar boven