B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de
vaste commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen
en het maken van de navolgende opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling
kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel, waarbij zij zich erover hebben
verbaasd dat de regering er blijkbaar voor kiest de hier eventueel toekomstige
verblijvende ontheemden een minimum aan voorzieningen en verblijfsrechten
toe te kennen. In dit verband vroegen deze leden de regering of, en zo ja
hoe, zij dit kan rijmen met de intentie van de betreffende Europese richtlijn,
die immers is gericht op zowel harmonisatie in de aanpak van het «ontheemdenbeleid»
als coördinatie in de verdeling van de massaal toestromende ontheemden
over de afzonderlijke lidstaten. Waar tussen deze landen zoveel onderliggende
verschillen bestaan in voorzieningen en verblijfsrechten en er tegelijkertijd
niet tot een «dwingende verdeling» over de lidstaten kan worden
overgegaan, dreigt Nederland zich de facto te willen onttrekken aan het ruimhartig
opvangen van ontheemden.
De leden van de PvdA-fractie vroegen de regering of zij dit de juiste
koers acht voor een land dat tijdenlang – en met hun instemming –
de toon wist te zetten in een humane opvang van degenen die in Nederland met
recht en reden om bescherming aanklopten, zoals passend is voor een beschaafd
land.
De leden van de GroenLinks-fractie hadden
met bezorgdheid kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij stelden daarom de
volgende vragen.
– Wil de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie meedelen
of en zo ja, hoe zij zich in de Raad van Ministers sterk heeft gemaakt voor
een minimumrichtlijn op een hoger niveau?
– De vergunning voor bepaalde tijd is sinds kort niet maximaal drie
maar vijf jaar geldig. Voor mensen die straks vallen onder de
tijdelijke bescherming, geldt dat zij eerst drie jaar, en vervolgens, als
zij een vergunning voor bepaalde tijd krijgen, nog eens vijf jaar moeten wachten
op een definitieve vergunning. Of is de minister bereid de tijdelijke vergunning
met terugwerkende kracht te verlenen?
– Zijn er «incentives», en zo ja welke, voor de Nederlandse
overheid om het asielverzoek van mensen die vallen onder de tijdelijke bescherming
maar die mogelijk recht hebben op een vergunning voor bepaalde tijd, al ruim
vóór het verstrijken van de drie jaar te behandelen? Erkent
de minister dat er situaties kunnen zijn dat er weliswaar in Europa een grote
toestroom is, maar dat de toestroom in Nederland relatief gering is, waardoor
er geen praktische belemmering is voor het snel behandelen van asielverzoeken?
– Erkent de minister dat de nu voorgestelde regeling voor tijdelijke
bescherming, het «regime» en de rechtspositie van asielzoekers
met drie jaar kan verlengen?
– Vindt de minister een dergelijke lange duur nog humaan? En wat
zijn volgens haar de consequenties voor de mogelijke spanningen in bijvoorbeeld
asielzoekerscentra?
– Kan de minister zich voorstellen dat Nederland Europese richtlijnen
niet op het minimumniveau implementeert, of zijn Europese richtlijnen voor
de minister maximumnormen?
De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten
De griffier van de commissie,
Janssen