B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 28 november 2003
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de
vaste commissie voor Financiën aanleiding gegeven tot het stellen van
de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling
kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Ter voorbereiding van de plenaire
behandeling stelden zij prijs op de beantwoording van de volgende vragen.
De reparatie van de Invorderingswet in verband met een emigratielek in samenhang
met de aanmerkelijkbelangregeling werkt terug tot de datum waarop het wetsvoorstel
bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt. Dit bevreemde deze leden, aangezien
in de fiscale literatuur reeds diverse malen melding is gemaakt van mogelijke
emigratielekken in de aanmerkelijkbelangregeling. De leden van de CDA-fractie
verwezen bijvoorbeeld naar het artikel van mr. M. J. A. Castelijn
in Weekblad Fiscaal Recht 1997/6234, blz. 271, «Gevolgen van migraties
onder nieuw aanmerkelijkbelangregime». Waarom wordt nu pas reparatiewetgeving
ingevoerd? Kan de staatssecretaris van Financiën toelichten waarom terugwerkende
kracht gerechtvaardigd is als dergelijke constructies al zo lang bekend zijn?
Daar komt bij, aldus deze leden, dat het nog maar zeer de vraag is of de exitheffing
in het kader van de aanmerkelijkbelangregeling wel in overeenstemming is met
het EG-Verdrag. Het antwoord op die vraag zal mede afhangen van de uitspraak
van het Hof van Justitie van de EG inzake de zaak Hughes de Lasteyrie du Saillant.
A-G Mischo heeft inmiddels geconcludeerd dat de in die zaak aan de orde zijnde
exitheffing in strijd is met het EG-Verdrag.
Ook de leden van de VVD-fractie hadden met
belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hierin wordt onder andere
tegemoet gekomen aan de in de motie-Hofstra verwoorde wens om in het kader
van massaal bezwaar een uitspraak in het voordeel van de belastingplichtige
te laten doorwerken naar gelijke gevallen, waarin geen bezwaar is aangetekend.
De leden van de VVD-fractie achtten dit een zeer goede zaak.
Dit wetsvoorstel kent echter naast een aantal technische wijzigingen ook
een aantal beleidsmatige en inhoudelijke voorstellen. Dit is volgens de leden
van de VVD-fractie ongewenst, omdat de behandelingstijd hiervan erg
in het gedrang komt. Het is ook niet nodig, omdat veel voorstellen eenvoudig
gespreid kunnen worden over het jaar. De staatssecretaris van Financiën
heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitgesproken,
dat hij zijn «best» zal doen om wetsvoorstellen die niet direct
met de begroting samenhangen «wat beter gespreid over het jaar»
aan de Kamer voor te leggen. Kan de staatssecretaris uiteenzetten waartoe
zijn «best» doen leidt en wat «wat beter gespreid over het
jaar voorleggen» inhoudt? Is de staatssecretaris bereid toe te zeggen,
dat wetsvoorstellen die niets met de begroting te maken hebben, niet meer
in het laatste kwartaal van het jaar aan de Kamers worden voorgelegd? Daarmee
kunnen ze automatisch ook geen deel meer uitmaken van een technische herstelwet,
die overigens ook niet per se aan het einde van het jaar aan de Kamers behoeft
te worden voorgelegd.
Het is, volgens de leden van de VVD-fractie, een goede zaak dat de regeling
van de werkruimte in de eigen woning grondig wordt herzien. Uitgangspunt is,
dat de werkruimte zoveel mogelijk deel van de eigen woning blijft en tevens
zo weinig mogelijk onder de terbeschikkingsstellingsregeling valt. Kan een
belastingplichtige die voor eenvoud kiest of die de nadelige gevolgen van
een progressieve heffing over zijn werkruimte niet aanstaat, volgens de staatssecretaris
opteren voor toepassing van de eigen woningregeling?
De leden van de CDA-fractie sloten zich aan
bij de bovenstaande vragen van de VVD-fractie.
Het voorstel inzake het zogenaamde emigratielek in de aanmerkelijkbelangregeling
is, volgens de leden van de VVD-fractie, een voorbeeld
van een wijziging die voor regeling bij apart wetsvoorstel in aanmerking zou
komen. Omdat er sprake is van misbruik, is wellicht reparatie uit een oogpunt
van snelheid van handelen in dit wetsvoorstel te verdedigen. In het voorstel
is tevens sprake van terugwerkende kracht tot het moment waarop dit wetsvoorstel
naar de Tweede Kamer is gezonden, zo merkten ook deze leden op. Terugwerkende
kracht vormt een grote inbreuk op de fundamentele regels van onze rechtstaat,
in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel. Slechts in uiterste nood dient
de wetgever hiertoe te besluiten. Die nood is er in casu gelet op het geringe
budgettaire belang en de overige rechtsmiddelen om het lek aan te pakken volgens
de leden van de VVD-fractie niet. Deelt de staatssecretaris deze mening en
is hij bereid de terugwerkende kracht achterwege te laten, zo vroegen deze
leden tot besluit.
Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Essers
De griffier van de commissie,
Janssen