29 026
Wijziging van belastingwetten c.a. (Technische Herstelwet 2003)

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 28 november 2003

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Financiën aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Ter voorbereiding van de plenaire behandeling stelden zij prijs op de beantwoording van de volgende vragen. De reparatie van de Invorderingswet in verband met een emigratielek in samenhang met de aanmerkelijkbelangregeling werkt terug tot de datum waarop het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt. Dit bevreemde deze leden, aangezien in de fiscale literatuur reeds diverse malen melding is gemaakt van mogelijke emigratielekken in de aanmerkelijkbelangregeling. De leden van de CDA-fractie verwezen bijvoorbeeld naar het artikel van mr. M. J. A. Castelijn in Weekblad Fiscaal Recht 1997/6234, blz. 271, «Gevolgen van migraties onder nieuw aanmerkelijkbelangregime». Waarom wordt nu pas reparatiewetgeving ingevoerd? Kan de staatssecretaris van Financiën toelichten waarom terugwerkende kracht gerechtvaardigd is als dergelijke constructies al zo lang bekend zijn? Daar komt bij, aldus deze leden, dat het nog maar zeer de vraag is of de exitheffing in het kader van de aanmerkelijkbelangregeling wel in overeenstemming is met het EG-Verdrag. Het antwoord op die vraag zal mede afhangen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EG inzake de zaak Hughes de Lasteyrie du Saillant. A-G Mischo heeft inmiddels geconcludeerd dat de in die zaak aan de orde zijnde exitheffing in strijd is met het EG-Verdrag.

Ook de leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hierin wordt onder andere tegemoet gekomen aan de in de motie-Hofstra verwoorde wens om in het kader van massaal bezwaar een uitspraak in het voordeel van de belastingplichtige te laten doorwerken naar gelijke gevallen, waarin geen bezwaar is aangetekend. De leden van de VVD-fractie achtten dit een zeer goede zaak.

Dit wetsvoorstel kent echter naast een aantal technische wijzigingen ook een aantal beleidsmatige en inhoudelijke voorstellen. Dit is volgens de leden van de VVD-fractie ongewenst, omdat de behandelingstijd hiervan erg in het gedrang komt. Het is ook niet nodig, omdat veel voorstellen eenvoudig gespreid kunnen worden over het jaar. De staatssecretaris van Financiën heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitgesproken, dat hij zijn «best» zal doen om wetsvoorstellen die niet direct met de begroting samenhangen «wat beter gespreid over het jaar» aan de Kamer voor te leggen. Kan de staatssecretaris uiteenzetten waartoe zijn «best» doen leidt en wat «wat beter gespreid over het jaar voorleggen» inhoudt? Is de staatssecretaris bereid toe te zeggen, dat wetsvoorstellen die niets met de begroting te maken hebben, niet meer in het laatste kwartaal van het jaar aan de Kamers worden voorgelegd? Daarmee kunnen ze automatisch ook geen deel meer uitmaken van een technische herstelwet, die overigens ook niet per se aan het einde van het jaar aan de Kamers behoeft te worden voorgelegd.

Het is, volgens de leden van de VVD-fractie, een goede zaak dat de regeling van de werkruimte in de eigen woning grondig wordt herzien. Uitgangspunt is, dat de werkruimte zoveel mogelijk deel van de eigen woning blijft en tevens zo weinig mogelijk onder de terbeschikkingsstellingsregeling valt. Kan een belastingplichtige die voor eenvoud kiest of die de nadelige gevolgen van een progressieve heffing over zijn werkruimte niet aanstaat, volgens de staatssecretaris opteren voor toepassing van de eigen woningregeling?

De leden van de CDA-fractie sloten zich aan bij de bovenstaande vragen van de VVD-fractie.

Het voorstel inzake het zogenaamde emigratielek in de aanmerkelijkbelangregeling is, volgens de leden van de VVD-fractie, een voorbeeld van een wijziging die voor regeling bij apart wetsvoorstel in aanmerking zou komen. Omdat er sprake is van misbruik, is wellicht reparatie uit een oogpunt van snelheid van handelen in dit wetsvoorstel te verdedigen. In het voorstel is tevens sprake van terugwerkende kracht tot het moment waarop dit wetsvoorstel naar de Tweede Kamer is gezonden, zo merkten ook deze leden op. Terugwerkende kracht vormt een grote inbreuk op de fundamentele regels van onze rechtstaat, in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel. Slechts in uiterste nood dient de wetgever hiertoe te besluiten. Die nood is er in casu gelet op het geringe budgettaire belang en de overige rechtsmiddelen om het lek aan te pakken volgens de leden van de VVD-fractie niet. Deelt de staatssecretaris deze mening en is hij bereid de terugwerkende kracht achterwege te laten, zo vroegen deze leden tot besluit.

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Essers

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Schuyer (D66), Ketting (VVD), Rabbinge (PvdA), Platvoet (GL), Terpstra (CDA), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Van Middelkoop (CU), Kox (SP), Biermans (VVD), Essers (CDA) (voorzitter) en Leijnse (PvdA).

Naar boven