28 979
Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoons-celgebruik

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 24 februari 2004

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling van het wetsvoorstel kennisgenomen, maar zij koesterden ook gemengde gevoelens bij het voorstel. In het licht van het systeem van de huidige wet en op grond van de regels van internationaal recht zagen deze leden geen principieel bezwaar tegen meerpersoonscelgebruik. Zo zijn zij van mening, dat het privacybelang van gedetineerden zich niet zonder meer verzet tegen meerpersoonscelgebruik, zoals ook al blijkt uit de toepassing van het regime van algehele gemeenschap. Zwaarwegend voor de leden hier aan het woord is echter veiligheid van gedetineerden en zeker de veiligheid van het personeel. De Raad van State wijst erop, dat 4000 van de 5000 inrichtingsmedewerkers een brief hebben ondertekend, waarin zij zich verzetten tegen een voornemen meer gedetineerden op één cel te plaatsen. Het had de leden van de CDA-fractie dan ook verbaasd, dat kennelijk pas naar aanleiding van het advies van de Raad van State in de memorie van toelichting aandacht is besteed aan de gevolgen voor het personeel, althans meer dan er kennelijk in de eerdere versie van de memorie het geval was. Ook nu nog is de aandacht voor de gevolgen voor het personeel in de stukken zijdens de regering mager. De leden van de CDA-fractie wensten dan ook – alvorens een definitief oordeel over het wetsvoorstel te geven – uitvoerige informatie van de zijde van de regering op dit punt.

In de memorie van toelichting wordt vermeld (op pagina 3 in het midden) dat betwijfeld wordt of een intensiever gebruik van meerpersoonscelgebruik in het regime van algehele gemeenschap een financiële bijdrage zal leveren aan de vermindering van het huidige capaciteitstekort. Vervolgens wordt opgemerkt, dat een dergelijke maatregel geen soelaas biedt waar momenteel de druk het hoogst is, te weten in de Huizen van Bewaring. Kan de minister dit nader toelichten, ook met cijfers? Betekent dit voorts invoering van een meerpersoonscelgebruik in uitsluitend Huizen van Bewaring? Indien dat niet het geval is, rijst opnieuw de vraag waarom intensiever gebruik van meerpersoonscellen in een regime van gemeenschap geen alternatief zou zijn.

De leden van de CDA-fractie stelden ook nog een vraag over de kwestie van de capaciteitsproblematiek, de prognoseproblematiek en de verruiming van de capaciteit in marges. In het eerdere debat over de Noodwet is van de zijde van de CDA-fractie al enige kritiek uitgeoefend op de voortdurende discussie over de prognosesystematiek. In die tijd is ook het advies van Nyfer van toen nog Professor Bomhoff, aan de orde geweest. Er werden toen ook verbeteringen in de prognosesystematiek in het vooruitzicht gesteld. Kan de minister de Kamer inlichten over de maatregelen die sindsdien zijn genomen? Blijkens de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 16 september 2003 zou in 2003 ook onderzoek worden gedaan naar het verschil tussen prognose en werkelijkheid en naar de factoren die daarop van invloed waren. Kan de minister al enig inzicht geven in de resultaten van het onderzoek?

In diezelfde brief wordt gewag gemaakt van toename van het tekort in 2007 van het aantal strafrechtelijke plaatsen van 1688 naar 2444, indien de capaciteitsmarge zou worden verhoogd van 3,8% naar 8,7%. In de eerste plaats viel het de leden van de CDA-fractie op, dat in het algemeen overleg blijkens het verslag (pagina 10) het Nyfer-rapport voorstelde te streven naar een capaciteitsoverschot van 3% (wat de leden van de CDA-fractie zich ook herinnerden uit het eerdere debat). Uiteraard zouden capaciteitsoverschot en capaciteitsmarge als begrippen kunnen verschillen, maar de leden hier aan het woord, vermoedden dat het om hetzelfde gaat. Hoe verhoudt die 3% zich tot in de brief van 16 september 2003 (24 587, nummer 91) genoemde 3,8% die al is verdisconteerd in de presentatie van de capaciteitstekorten van 2002? De in die brief genoemde maatregelen hebben immers ten doel om het tekort weg te nemen en als dat dus zou lukken, zou ook een capaciteitsmarge van 3,8% worden gerealiseerd. Is dit een juiste conclusie?

Voorts gaat de brief van 16 september 2003 nog uit van het toentertijd gevoerde beleid met betrekking tot de drugssmokkel op Schiphol. De Minister van Justitie heeft ten aanzien van dit verschijnsel echter zijn beleid grondig bijgesteld. De vraag rijst wat de gevolgen daarvan zijn voor de prognoses die in diezelfde brief van 16 september 2003 zijn neergelegd en derhalve ook voor de problematiek van het capaciteitstekort, dat ook de dragende reden is voor het onderhavige wetsvoorstel. Gaarne ontvingen de leden van de CDA-fractie hierop een nadere toelichting.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en stelden enkele schriftelijke vragen.

Ook de leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij steunden de verruiming van de wettelijke mogelijkheden om in penitentiaire inrichtingen meer gedetineerden in een cel te plaatsen. De leden van de VVD-fractie stelden de volgende vragen.

In totaal zullen circa 400 cellen een dubbele bezetting krijgen. De beperkte invoering in zeven penitentiaire inrichtingen heeft tot doel de risico's in kaart te brengen. Maar de minister merkt op dat zich thans 600 gedetineerden in meerpersoonsruimtes in een aantal penitentiaire inrichtingen bevinden en dat dit geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd. Uit het onderzoek inzake meerpersoonsgebruik in de noodvoorzieningen voor drugskoeriers blijkt, in elk geval wat betreft twee op een cel, al evenmin veel van noemenswaardige problemen. Vanwaar dan de terughoudendheid bij de invoering van meerpersoonscelgebruik?

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of na aanvaarding van dit wetsvoorstel continuering van de Noodwet Drugskoeriers nog opportuun is.

De leden van de SGP-fractie, alsmede de leden van de leden van de CU-fractie hadden met belangstelling en in hoofdzaak ook met instemming van het wetsvoorstel kennisgenomen.

2. Invoering van meerpersoonscelgebruik

Op dit moment wordt vooruitlopend op de wetswijziging het tweepersoonscelgebruik toegepast in een aantal penitentiaire inrichtingen, zo merkten de leden van de CDA-fractie op. Dat wil dus zeggen, dat meerpersoonscelgebruik plaatsvindt voor gedetineerden die zijn geplaatst in een regime van beperkte gemeenschap, terwijl dat regime volgens de wet met zich meebrengt dat buiten de gemeenschappelijke activiteiten een gedetineerde wordt ondergebracht in een verblijfsruimte voor hem of haar persoonlijk. Zagen de leden hier aan het woord het juist, dat een gedetineerde die momenteel in een dergelijke tweepersoonscel wordt ondergebracht in het regime van beperkte gemeenschap dan op zo'n cel verblijft zonder dat dit verblijf een wettelijke grondslag heeft?

In de memorie van toelichting lazen de leden van de CDA-fractie, dat uit een onderzoeksrapport betreffende evaluatie van de Tijdelijke wet noodcapaciteit is gebleken dat bijna alle gedetineerden die in een verblijfsruimte van meer dan twee personen delen, dit als onprettig of zeer onprettig ervaren. De leden van de CDA-fractie waren daarover enigszins verbaasd, omdat bij bezoeken aan het voormalige Grenshospitium in 2002 en aan kamp Zeist in 2003 van de zijde van aldaar werkzaam personeel en leidinggevenden werd meegedeeld, dat meerpersoonscellen van meer dan twee personen voor de betrokkenen vaak prettiger waren dan tweepersoonscellen. Is een vergelijkbaar onderzoek naar ervaringen van gedetineerden ook gedaan met betrekking tot de 600 gedetineerden in meerpersoonsruimtes in het regime van algehele gemeenschap? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten?

Op pagina 8 van de nota naar aanleiding van het verslag wordt gemeld, dat er per afdeling van 24 cellen vier meerpersoons zullen zijn. In het verslag van het algemeen overleg van 24 november 2003 merkt de minister op pagina 11 op (middels de kolom) dat in de vleugel van 24 cellen gestreefd wordt naar vier cellen als «vuistregel». Hoe verhouden de tekst van de nota en de uitspraak van de minister zich tot elkaar?

Bij een recent bezoek aan het nieuwe Huis van Bewaring op Schiphol Oost hebben de leden van de vaste commissie voor justitie kunnen vaststellen, dat er veel meer meerpersoonscellen op een afdeling werden gecreëerd en wel tot de helft van het aantal op die afdeling. Hoe verhoudt zich dit tot de maatstaf vier meerpersoonscellen op 24 cellen?

Voorts wordt er in de stukken over gesproken, dat privacy bij toiletgebruik steeds verzekerd zal zijn. Eveneens op Schiphol hebben de leden van de vaste commissie echter kunnen vaststellen, dat tenminste een aantal cellen, bestemd voor inverzekeringgestelden, geen afgeschotte wc-ruimten bevatten, maar een wc die zich in de verblijfsruimte zelf bevindt, waarvan het gebruik zonder enige privacy zal moeten plaatsvinden. Hoe verhoudt zich dit tot de stelling op bladzijde 5 van de memorie van toelichting, dat het gebruik van de sanitaire voorzieningen in de cel niet onder het toeziend oog van een celgenoot hoeft te geschieden?

De regering antwoordt in de nota naar aanleiding van het verslag op vragen van leden van de D66-fractie, dat in Duitsland agressie en geweld onder gedetineerden voorkomen, dit de regering ook bekend is, maar haar geen specifieke berichten bekend zijn. Is de minister bereid om bij zijn Duitse ambtgenoot informatie hieromtrent op te vragen en aan de Kamer ter beschikking te stellen?

Op vragen van Tweede Kamerleden over mogelijke voornemens tot uitbreiding met meer dan twee personen op één cel heeft de minister geantwoord dit zeker eerst met de Kamer te zullen bespreken, zo merkten de leden van de PvdA-fractie op. Hoe is deze toezegging te rijmen met uitlatingen van de minister over drie of vier personen op één cel medio januari 2004, waarop door onder andere Abva-kabo FNV kritisch is gereageerd? Ook deelde de minister in het betreffende algemeen overleg mee dat in Zeist op de vrouwenafdeling zalen met zes tot acht personen zijn. Hoe is dat te rijmen met de expliciete toezegging van de minister aan de PvdA-fractie tijdens de behandeling van de verlenging van de noodwet Drugskoeriers in maart 2003 dat op de vrouwenafdeling maximaal vier op één cel zouden worden gedetineerd?

Voorts zei de minister tijdens het algemeen overleg dat toepassing nog steeds afhankelijk is van vrijwilligheid, zowel van de inrichting om aan de proef mee te doen, als van de gedetineerde. Hoe verhoudt zich dit tot berichten zoals in het Rotterdams dagblad van 17 januari 2004 met de kop: De isoleer in of een celgenoot in de inrichting De IJssel in Krimpen? Bovendien maakte de minister melding van geruchten over wachtlijsten met vrijwillige gedetineerden. Een werkbezoek van de Kamerleden Witteveen, Westerveld en Tan eind 2003 aan de koepel in Breda wees echter diametraal in een andere richting. Kan de minister uiteenzetten hoe de situatie met de vrijwilligheid van gedetineerden op dit moment is?

De minister noemt contra-indicaties voor de plaatsing van meer gedetineerden op een cel. In dit verband stelden de leden van deVVD-fractie de volgende vragen.

a. Leeftijdscriterium: mogen deze leden ervan uitgaan dat het hier louter gaat om de waarborg van het Verdrag inzake de rechten van het kind dat ieder kind dat van zijn vrijheid is beroofd, gescheiden wordt van volwassenen, tenzij het in het belang van het kind wordt geacht om dit niet te doen?

b. De minister noemt culturele en etnische achtergrond als criterium. Kan hij dit nader duiden? De leden van de VVD-fractie zien deze factoren, in het licht van gelijkheid voor de wet, niet als contra-indicatie.

c. De minister noemt taalbarrière als criterium. Is het juist niet bevorderlijk voor het verbeteren van de beheersing van het Nederlands, mocht dat het beletsel zijn, dat iemand die het Nederlands niet of slecht beheerst, juist op één cel wordt gezet met iemand die dat wel doet? Is dat niet passend in het kader van de integratie/resocialisatie?

d. De minister noemt het rookgedrag van gedetineerden als criterium. Kan de minister toelichten wat het rookbeleid in penitentiaire inrichtingen is? Is het niet merkwaardig dat terwijl er in ons land net veel te doen is (geweest) over de rookgeneugten van bejaarden en psychiatrische patiënten, nu kennelijk de rokende gedetineerde op zijn of haar weken wordt bediend? De leden van de VVD-fractie wilden niet zover gaan te wijzen op het risico van de aanzuigende werking die het mogen roken in de cel kan hebben, maar ze wilden meer weten over het kennelijke verschil tussen het regiem in penitentiaire inrichtingen en andere instellingen.

Tijdens het wetgevingsoverleg heeft de minister van Justitie gezegd dat meerpersoonsgebruik van cellen «normaal» zal moeten worden, zo merkten de leden van de fractie van GroenLinks op. Wat is in verband daarmee de ratio achter het voornemen om per 24 cellen vier cellen geschikt te maken voor meerpersoonsgebruik? Worden de andere 20 cellen per cellenblok te zijner tijd ook geschikt gemaakt voor meerpersoonsbewoning?

Thans worden cellen door twee gedetineerden gebruikt op basis van vrijwilligheid. Is overwogen ook in de toekomst vrijwilligheid als voorwaarde voor dubbele bezetting te hanteren?

Is de regering voornemens aan meerpersoonscelgebruik grenzen te stellen in de zin van maximale totale duur van gezamenlijke detentie dan wel maximale duur per dag van gezamenlijk verblijf op één cel?

a. Gefaseerde invoering

Blijkens de nota naar aanleiding van het verslag konden op dat moment nog geen inlichtingen worden verschaft over de criteria aan de hand waarvan beslist zal worden over de plaatsing in een eigen cel, dan wel in een meerpersoonscel. Die criteria zouden worden vastgesteld aan de hand van de evaluatie van de inmiddels gestarte voorbereidende fase van de invoering van een meerpersoonscelgebruik in de zeven penitentiaire inrichtingen. Aangezien uit persberichten aan de leden van de CDA-fractie bekend is, dat de invoering is gestart, moet worden aangenomen, dat de voorbereidende fase daarvan is afgerond en dus kennelijk ook nu criteria zijn vastgesteld. De leden van de CDA-fractie wilden dan ook graag kennisnemen van die criteria.

Indien die criteria er nog niet zijn, rijst de vraag of de vaststelling ervan wel mogelijk is zonder uitgebreide ervaring met plaatsing van de beoogde groep gedetineerden in meerpersoonscellen. Indien dat zo is, is dus ook nog niet de vraag beantwoord of op een verantwoorde wijze dergelijke criteria kunnen worden geformuleerd, laat staan op een verantwoorde wijze worden toegepast. Indien onzeker is of deugdelijke criteria kunnen worden geformuleerd, respectievelijk op verantwoorde wijze kunnen worden toegepast, rijst vanzelf de vraag of het verstandig is om dit wetsvoorstel aan te nemen. Kracht van wet worden van het voorstel zou er dan immers toe kunnen leiden, dat met criteria de hand wordt gelicht teneinde maar de capaciteitsproblemen op te lossen. De leden van de CDA-fractie hechtten eraan op te merken, dat het daarbij niet gaat om de vraag of de selectiecriteria in een Algemene Maatregel van Bestuur zouden moeten worden vervat, die dan ook nog eens zou moeten worden voorgehangen, maar uitsluitend om de vraag of deugdelijke criteria te formuleren zijn. Nu de minister in de stukken zo terughoudend is geweest en verwijst naar een nog uit te voeren experiment, vraagt de minister in feite mandaat om te experimenteren en dat verdraagt zich niet met het karakter van een wetswijziging die in feite strafrechtelijk het penitentiair stelsel structureel wijzigt.

De leden van de PvdA-fractie memoreerden dat de minister in het algemeen overleg van 24 november 2003 heeft toegezegd dat het beleidskader er begin van dit jaar zal zijn en dat daarnaast een evaluatie plaatsvindt. Kan de minister meedelen wanneer beide resultaten verwacht kunnen worden?

De minister was niet bereid de criteria voor plaatsing in een persoonlijke dan wel gemeenschappelijke cel bij AMvB vast te leggen, aldus de leden van de PvdA-fractie, maar kiest voor de vorm van een ministeriële regeling, dit ondanks het pleidooi van de raad van State voor een wettelijke basis. Kan de minister meer gedetailleerd verduidelijken wat zijn bezwaren zijn tegen een voorhangprocedure?

Kan de minister voorts meedelen wanneer het toegezegde programma van eisen voor meerpersoonscellen, dat eveneens per brief aan de Kamer zal worden voorgelegd, beschikbaar zal zijn? Voorts zette de minister in het algemeen overleg uiteen, dat voor de regering het uitgangspunt geldt dat er geen sprake kan zijn van meerpersoonscelgebruik wanneer er geen afgescheiden sanitaire voorziening is. Zowel in Breda als, volgens het bericht in het Rotterdams dagblad, in Krimpen is slechts sprake van een gedeeltelijke afscheiding. Bij het werkbezoek van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer aan het cellencomplex te Schiphol Oost zijn ook situaties aangetroffen met een open toiletvoorziening in de cel. Hoe zijn volgens de minister deze voorbeelden met het genoemde uitgangspunt te rijmen, wilden ook deze leden weten.

Ook de leden van de fractie van GroenLinks vroegen of de tekst van het beleidskader en de ministeriële regeling op grond van dit wetsvoorstel reeds bekend zijn. Zo ja, kan de Kamer over de tekst daarvan beschikken? Is de regering voornemens of bereid bij het monitoren van de effecten van meerpersoonscelgebruik speciale aandacht te besteden aan de effecten waar het gaat om resocialisatie en recidive?

b. Gevolgen voor het personeel

Om te beginnen vroegen de leden van de CDA-fractie hoe de regering verklaart, dat er in zulke grote getale weerstand bestaat bij het personeel van het gevangeniswezen tegen het meerpersoonscelgebruik. Is daar nader onderzoek naar gedaan? Zo ja, wat heeft dat onderzoek dan opgeleverd?

In de memorie van toelichting wordt ook verwezen naar de risico-inventarisatie en – evaluatie op basis van de Arbeidsomstandighedenwet. Gelet op de op de wetswijziging vooruitlopende invoering bij zeven penitentiaire inrichtingen mag aangenomen worden, dat die risico-inventarisatie en -evaluatie heeft plaatsgehad en de resultaten daarvan aan de Kamer bekend zouden kunnen worden gemaakt. Is de minister daartoe bereid?

Voorts is in de memorie van toelichting sprake van de plannen van aanpak waarin nadrukkelijk aandacht zal worden besteed aan de veiligheid van het personeel. Kan de minister uiteenzetten welke maatregelen in het kader van zijn plannen van aanpak zijn of worden genomen met het oog op de veiligheid van het personeel?

Tot slot wordt in de memorie van toelichting gesproken over een onderzoek van het WODC naar de mogelijke gevolgen en effecten ten aanzien van de veiligheid en het welzijn van het personeel. Heeft dat onderzoek al plaatsgehad? Zo nee, wanneer valt daarvan dan een resultaat te verwachten? Zo ja, is de minister bereid om het onderzoeksresultaat aan de Kamer mee te delen.

Over het onderdeel personeel hadden de leden van de CDA-fractie nog enige specifieke vragen. Is de minister voornemens om in het kader van het te voeren personeelsbeleid ook buiten de sector van drugskoeriers gebruik te maken van personeel van beveiligingsbedrijven en zo ja, aan welke taken denkt de minister dan en in welke mate zou van diensten van beveiligingsbedrijven gebruikt gemaakt gaan worden? Welk ziekteverzuim doet zich voor bij het bewakingspersoneel dat wordt ingezet in de inrichting waar drugskoeriers worden gedetineerd? Kan de minister gegevens verschaffen omtrent ziekteverzuim van personeelsleden die door beveiligingsbedrijven op die inrichting worden ingezet? Kan de minister voorts vergelijkende cijfers verstrekken met betrekking tot ziekteverzuim elders in het gevangeniswezen?

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt, dat bij het openen van de celdeuren thans altijd twee personeelsleden op de afdeling aanwezig zijn. Hoeveel zullen dat er zijn bij het openen van de celdeuren bij meerpersoonscelgebruik? Hoe is de back-up geregeld, indien de aanwezige medewerkers een incident, respectievelijk één of meer gedetineerden niet onder controle krijgen? Is er dan altijd een calamiteitenteam beschikbaar, ook in de dagsituatie?

Over de ervaringen van de Tijdelijke wet noodcapaciteit meldt de memorie van toelichting op pagina 5 en pagina 6, dat er zich sinds de ingebruikneming van de noodcapaciteit slechts sporadisch incidenten hebben voorgedaan tussen personeel en gevangenen. Om hoeveel incidenten ging het daarbij en wat was de aard ervan? Wat was de ernst van de gevolgen? Dezelfde vragen stelden de leden van de CDA-fractie met betrekking tot incidenten tussen gevangenen onderling.

De veiligheid van personeel lijkt mede samen te hangen met de vraag hoeveel uren gedetineerden op cel zullen moeten doorbrengen en het antwoord op die vraag hangt weer mede samen met de mate en intensiteit van activiteiten buiten de cel, aldus de leden van de CDA-fractie. Welke versobering denkt de minister met betrekking tot de activiteiten buiten de cel toe te passen bij meerpersoonscelgebruik en is een dergelijke versobering – die tot aanzienlijke besparing in personeelskosten zou kunnen leiden – niet ongewenst, gelet op de daar van te verwachten toename van onveiligheid van het personeel?

De leden van de PvdA-fractie vroegen de minister mee te delen wat de stand van zaken is met betrekking tot de onvoorwaardelijke garanties, die zijn toegezegd aan het personeel in de inrichtingen, mede met het oog op hun veiligheid. In het bijzonder waren deze leden geïnteresseerd in de beleving bij de ervaringen met de proef van de uitvoerende PIW-ers, praktijk, naast die van het management.

Tenslotte wilden de leden van de SGP- en de CU-fractie gaarne vernemen of bekend is hoe vaak tot dusver in geval van tweepersoonscelgebruik het zogenoemde IBT-team moest worden ingeschakeld bij calamiteiten.

c. Gevolgen voor gedetineerden

Een bijzonder aspect, aldus de leden van de CDA-fractie, is ook nog de kwestie van mogelijk optredend geweld tussen gedetineerden en inrichtingswerkers of tussen gedetineerden onderling. In de memorie van toelichting wordt op pagina 5 opgemerkt, dat er zich thans 600 gedetineerden in meerpersoonsruimten bevinden in een regime van algehele gemeenschap en dat dit niet tot noemenswaardige toename van geweld heeft geleid. Dit laatste suggereert, dat er sprake is geweest van een groei van het aantal gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap. Is dat juist? Zo ja, kan de minister dan nadere informatie geven over de trends van de afgelopen jaren en de verwachtingen voor de toekomst? Zo nee, is de minister het dan met de leden hier aan het woord eens dat de memorie van toelichting op dit punt een irrelevant gegeven bevat?

Voorts kan het van belang zijn om te weten wat de samenstelling is van de groep gedetineerden die in het regime van algehele gemeenschap verblijven. De leden van de CDA-fractie dachten daarbij in het bijzonder aan de aard van het delict, duur van de straf, autochtoon of allochtoon. Kan de minister daaromtrent nadere inlichtingen verschaffen?

Aan de memorie van toelichting ontleenden de leden van de fractie van SGP en ChristenUnie de volgende zinsneden: «Invoering van meerpersoonscelgebruik betekent dat in beginsel iedere gedetineerde in een meerpersoonscel kan worden geplaatst.» (p. 7) en: «De directeur van een penitentiaire inrichting bepaalt of een gedetineerde met een andere gedetineerde in een cel wordt geplaatst (...) (id). Deze zinsneden deden deze leden de vraag stellen of hiermee impliciet gezegd wil zijn dat voor de plaatsing in een meerpersoonscel het uitgangspunt van vrijwilligheid aan de kant van de gedetineerden in principe geen rol speelt. Hieraan verbonden zij de vraag of het uitgangspunt van vrijwilligheid uitsluitend tijdens de lopende experimentenfase geldt. Het aspect aan vrijwilligheid bij de bezetting van de tweepersoonscellen in de huidige proeffase had bij deze leden de nodige vraagtekens opgeroepen, zulks naar aanleiding van een reportage van Joop Bouma en Louis Cornelisse in dagblad Trouw van 15 januari 2004. In bedoelde reportage worden termen gebezigd zoals «gestuurde vrijwilligheid», «stevige druk» en zelfs «chantage» en «dwang». Ook is er sprake van «straffen en belonen» om gedetineerden te bewegen in te stemmen met een voornemen tot plaatsing in een tweepersoonscel. Deze leden verzochten de regering om een reactie op deze uitlatingen van diverse zegslieden.

Tot besluit verzochten de leden van de fracties van SGP en CU de minister een reactie te geven op de stelling/constatering van een directeur van de Penitentiaire Inrichtingen Limburg-Zuid dat er onder gedetineerden sprake is van een «actieve tegenlobby» tegen meerpersoonscellen.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Rosenthal (VVD), Kohnstamm (D66), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), Kox (SP), Soutendijk-v. Appeldoorn (CDA) en Westerveld (PvdA).

Naar boven