28 977
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende technische wijzigingen alsmede enige andere verbeteringen

B
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 maart 2004

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 3 februari 2004 een brief gezonden aan de minister van Verkeer en Waterstaat inzake de evaluatie Wet personenvervoer 2000 (Wp2000).

De minister heeft daarop bij brief van 24 februari 2004 geantwoord.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Den Haag, 3 februari 2004

De vaste kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat heeft zich onlangs gebogen over het wetsvoorstel 28 977, Wijziging van de Wet Personenvervoer 2000. Het voorbereidend onderzoek van dit voorstel heeft de commissie geen aanleiding gegeven tot het stellen van vragen, zodat zij inmiddels een eindverslag heeft vastgesteld teneinde het wetsvoorstel snel te kunnen afhandelen als hamerstuk.

Los van de precieze inhoud van dit wetsvoorstel hebben de commissie signalen bereikt over de wijze waarop de Wet personenvervoer 2000 in de (bestuurlijke) praktijk functioneert. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om zaken als de zogeheten «concessie-overschrijdende verbindingen», de overname van het materieel en de overgang van het personeel. De commissie gaat ervan uit dat dit soort kwesties in de op stapel staande evaluatie van de Wet personenvervoer 2000 uitvoerig aan de orde zullen komen. Om daar meer zekerheid over te krijgen zou de commissie het op prijs stellen als zij nader geïnformeerd wordt over aard, opzet, inhoud en tijdpad van de op handen zijnde evaluatie Wet personenvervoer 2000. De commissie zou het waarderen als deze informatie haar bereikt vóór de behandeling van de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat op 16 maart aanstaande, zodat de leden er desgewenst tijdens dit debat opmerkingen over kunnen maken.

De voorzitter van de commissie,

Van der Lans

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2004

Het verheugt mij, dat u in uw brief van 3 februari 2004 aangeeft het wetsvoorstel 28 977 tot Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 spoedig te willen afhandelen als hamerstuk. Conform uw verzoek, informeer ik u hierbij nader over de aard, opzet, inhoud en tijdpad van de evaluatie Wet personenvervoer 2000 (Wp2000).

Feitelijk worden er in de Wp2000 twee evaluaties voorgeschreven (artikel 108). Beide worden door mijn ministerie uitgevoerd.

De eerste evaluatie betreft de evaluatie van de doeltreffendheid en effecten in de praktijk van het instrument aanbesteden als bedoeld in de wet. Deze evaluatiestudie zal ik, conform de wettelijke bepaling, vóór 1 december 2004 aan de Staten-Generaal aanbieden. De evaluatiestudie is specifiek bedoeld ten behoeve van besluitvorming betreffende de invoering van de plicht tot aanbesteding. De artikelen aangaande de aanbestedingsplicht zijn momenteel immers «slapend» in de wet opgenomen. De studie is erop gericht om effecten als verandering van het vervoergebruik, de efficiency, het vervoeraanbod en de kwaliteit ervan, reizigersoordelen, kosten voor de overheid, en arbeidsomstandigheden van het personeel, in kaart te brengen. Tevens worden de processen rondom aanbestedingen en knelpunten die daarin door de betrokken partijen worden ervaren, in beeld gebracht.

De tweede evaluatie betreft een verslag van de doeltreffendheid en effecten van de gehele Wp2000, voorzover het betreft het openbaar vervoer en besloten busvervoer (taxivervoer kent een eigen evaluatietraject). De kernvraag is of de regelgeving nu en in de toekomst adequaat is, mede in de het licht van nieuw beleid zoals zal worden vastgelegd in de Nota Mobiliteit. Deze evaluatiestudie zal ik, conform de wettelijke bepaling, vóór 1 januari 2006 aan de Staten-Generaal aanbieden. De evaluatie is meer juridisch van aard en omvat een bredere scope dan de eerder genoemde evaluatie. Zo wordt bijvoorbeeld ook de vergunningensystematiek en het toezicht op de markt onder de loep genomen. Verder zal de positie van de werknemers in deze evaluatie uitgebreider dan in de evaluatie van de aanbestedingen aan de orde komen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Karla Peijs


XNoot
1

Samenstelling: Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema (VVD), Van der Lans (GL) (voorzitter), Walsma (CDA), Pormes (GL), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD), Kox (SP), Eigeman (PvdA), Sylvester (PvdA) en Schouw (D66).

Naar boven