D
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD
Ontvangen 17 november 2003
In reactie op de memorie van antwoord heeft uw commissie nog geïnformeerd
waarom niet onmiddellijk wordt ingezet op de nieuwe wetgeving en waarom de
tussenstap waartoe het onderhavige wetsvoorstel strekt noodzakelijk wordt
geacht. Uw commissie vreest voor onduidelijkheid in de sector als gevolg van
het feit dat twee systemen naast elkaar zullen bestaan en vraagt zich in dat
verband af of de begrote vermindering van de administratieve lastendruk van
ruim 21 miljoen euro wel kan worden gerealiseerd. In overeenstemming met de
Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
merk ik daarover het volgende op.
Het arrest van het Europese Hof van Justitie van 2 oktober jl. met
betrekking tot de inbreukprocedure tegen Nederland in het kader van de Nitraatrichtlijn
betekent onder meer dat Nederland gebruiksnormen voor de bemesting in zijn
wetgeving zal moeten opnemen. Zoals ik de Tweede Kamer bij brief van 3 november
jl., kenmerk DL. 2003/3528, heb bericht, dient de nieuwe wetgeving conform
de afspraken met de Europese Commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk
op 1 januari 2006, van kracht te worden. Tegelijk met de introductie
van de gebruiksnormen zal het stelsel van regulerende mineralenheffingen vervallen.
Over de stelsels van mestafzetovereenkomsten en van productierechten heeft
het Hof geen inhoudelijke uitspraken gedaan. Die stelsels richten zich op
het begrenzen van de productie van dierlijke mest. Met de Commissie zijn met
het oog op de derogatie afspraken gemaakt over een absoluut productieplafond.
In het kader van de Evaluatie Meststoffenwet 2004 wordt momenteel onderzocht
op welke wijze de dierlijke mestproductie in Nederland het beste kan worden
begrensd. Vanwege onzekerheid over de uitkomst van de herijking van het mestinstrumentarium
is eerder dit jaar bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat strekt
tot opschorting van de expiratiedatum van het stelsel van productierechten
(Kamerstukken II 2002/03, 29 001, nrs. 1–3), om te voorkomen dat
dit instrument onherroepelijk zou komen te vervallen voordat er een goede
inhoudelijke afweging kon worden gemaakt. Begin 2004 zal een keuze gemaakt
worden voor één stelsel voor het beheersen van de mestproductie.
Dat kan dan gaan om één van beide bestaande stelsels of om een
vernieuwd stelsel. Daarna zullen zo snel mogelijk de overbodige stelsels vervallen. De stelselwijziging moet leiden tot een forse reductie van
de administratieve lasten voor de bedrijven en van de uitvoeringskosten voor
de overheid.
Hoewel dus sprake zal zijn van een aanmerkelijke wijziging in het samenstel
van instrumenten in het mestbeleid is er geen enkele reden om het onderhavige
wetsvoorstel niet door te zetten. Voor onduidelijkheid wordt niet gevreesd
en van het onnodig naast elkaar bestaan van verschillende systemen zal geen
sprake zijn, zoals uit het voorgaande moge blijken. De voorzieningen opgenomen
in het wetsvoorstel dragen bij aan een voor de agrarische sector en de overheid
minder belastende toepassing van de bestaande instrumenten in de tussenliggende
periode en zullen voor veel bedrijven de overgang naar het systeem van gebruiksnormen
ook kunnen vergemakkelijken.
Met name de wijzigingen in het stelsel van productierechten die belemmeringen
voor samenvoeging van bedrijven moeten wegnemen zijn van groot belang. Zij
zullen voor de betrokken bedrijven leiden tot een efficiëntere bedrijfsvoering,
een eenvoudiger administratie en een goede uitgangspositie bij de toekomstige
stelselwijziging. Effectuering van de samenvoeging van bedrijven betekent
niet alleen voor het bedrijfsleven een flinke lastenbesparing – beoogde
reductie van 21 miljoen euro – maar ook voor de overheid. In het kader
van verdergaande lastenverlichting en de vorming van de nieuwe Dienst regelingen
LNV i.o. wordt thans onderzocht of er mogelijkheden zijn om bedrijven voor
alle regelingen op het terrein van LNV onder eenzelfde nummer te registreren.
Ook daarvoor is het wegnemen van drempels voor samenvoeging van belang.
De wijzigingen in de stelsels van mestafzetovereenkomsten en van regulerende
mineralenheffingen betreffen deels technische verbeteringen die voor de tussenliggende
periode de toepassing van die stelsels vergemakkelijken, maar ook, in het
bijzonder waar het de voorziening voor het zogenaamde MINAS-gat betreft, noodzakelijke
correcties om onterechte heffingen te voorkomen.
Er is dan ook alle reden om de wijzigingen thans door te voeren en niet
enkel in te zetten op de nieuwe wetgeving.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman