C
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van het verslag van de vaste
commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening inzake dit voorstel
van wet.
De leden van de commissie vragen zich af of het openbaar ministerie niet
te zwaar zal worden belast met deze nieuwe taak, gelet op de inzet van de
regering de invoering van dit wetsvoorstel budgetneutraal te laten plaatsvinden.
Wij hechten eraan te benadrukken dat de handhaving van bestemmingsplannen
ook na inwerkingtreding van deze wet primair een verantwoordelijkheid van
gemeenten blijft. Verder ligt het in eerste instantie op de weg van de colleges
van gedeputeerde staten, die immers zijn belast met de regie ten aanzien van
de samenwerking tussen de verschillende handhavende instanties op milieugebied,
om via het Provinciaal Handhavingsoverleg te bewerkstelligen dat er nadere
afspraken komen tussen gemeenten, openbaar ministerie en politie over de optimale
afstemming tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving op dit terrein,
en projecten ter uitvoering daarvan in gang worden gezet. Het openbaar ministerie
verwacht overigens dat het binnen zijn bestaande beleidsruimte en de organisatorische
setting voldoende mogelijkheden en middelen zal hebben om genoeg aandacht
te geven aan zaken op het terrein van de ruimtelijke ordening.
De ramingen van het openbaar ministerie over het te verwachten aantal
zaken na inwerkingtreding van de onderhavige wet, die zijn gemaakt op basis
van de op dat moment beschikbare gegevens en de ambitie tot intensievere handhaving
door de gemeenten, gaan uit van een toename van zaken. De extra zaken zullen
niet alleen bij het openbaar ministerie, maar ook in de rest van de justitiële
keten terecht kunnen komen en daarmee leiden tot extra kosten voor alle justitiële
ketenpartners. Tegelijkertijd is de verwachting dat de extra ontvangsten uit
boetes en transacties die het gevolg zullen zijn van de extra zaken, naar
schatting nagenoeg gelijk zullen zijn aan de extra kosten en daarmee kunnen
worden ingezet als dekking voor deze kosten. Zodoende kan de invoering van
het wetsvoorstel budgettair neutraal geschieden.
In dit verband zij voorts gewezen op artikel V van het gewijzigde voorstel
van wet, dat middels het amendement van het lid van de Tweede Kamer Schreijer-Pierik
(Kamerstukken II, 2003/04, 28 734, nr. 7) in het wetsvoorstel
is opgenomen. Daaraan heeft mede de wens ten grondslag gelegen dat bij een
evaluatie van de wet de vraag wordt betrokken tot welke extra belasting van
de strafrechtelijke keten de wet leidt. De vraag of er geen onevenredig zwaardere
belasting van het openbaar ministerie zal optreden, zal worden meegenomen
in de genoemde evaluatie van de wet.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner