A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Wet
op de economische delicten zodanig te wijzigen dat overtredingen van voorschriften
die zijn gegeven bij een bestemmingsplan of een stadsvernieuwingsplan alsmede
daarmee samenhangende overtredingen als delicten in de zin van de Wet op de
economische delicten worden aangemerkt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 59 tot en met 61 en 64 vervallen.
B
Artikel 63 komt te luiden:
Artikel 63
De inspecteurs van de ruimtelijke ordening alsmede de door de commissaris
van de Koning en de burgemeester aangewezen ambtenaren zijn, onverminderd
artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast met de opsporing van
de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van
het Wetboek van Strafrecht, voorzover deze feiten betrekking hebben
op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
C
Artikel 69, tweede lid, komt te luiden:
2. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur voorschrijven dat ten
aanzien van bepaalde plaatsen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid slechts
wordt uitgeoefend door bepaalde van de in het eerste lid genoemde personen.
ARTIKEL II
In artikel 47, eerste lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing
wordt na «de derde categorie» ingevoegd: , met uitzondering van
overtreding van bepalingen die ter uitvoering van artikel 31 zijn vastgesteld.
ARTIKEL III
In artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de artikelen 10, eerste en tweede lid,
en 14 – voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de
artikelen 17, vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid,
en 45, tweede lid;
de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, artikel 31 juncto de artikelen
10, eerste en tweede lid, en 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening –
voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 17,
vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid, en 45, tweede
lid, van laatstgenoemde wet;.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2002 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van
het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van
gegevensverstrekking met het oog op toezicht (28 744) tot wet wordt verheven
en op een eerder tijdstip in werking treedt dan het voorliggende voorstel
van wet, wordt in artikel I, onderdeel B, in artikel 63 «De inspecteurs
van de ruimtelijke ordening» vervangen door: De inspecteur.
ARTIKEL V
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
zendt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie binnen vier jaar na
de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Justitie,