28 486
Aanvulling van de Auteurswet 1912 inzake de thuiskopie tot invoering van verlengde aansprakelijkheid voor verkopers

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 23 maart 2004

De memorie van antwoord gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het gestelde in de memorie van antwoord. Zij wilden op één kwestie nog nader ingaan.

Vaststaat dat indien men de voorgestelde twee leden van het nieuwe art. 16ga in hun onderlinge samenhang beziet, geen aansprakelijkheid van de verkoper bestaat, indien uit de door hem overgelegde bescheiden blijkt wie de fabrikant of importeur is. Het is deze leden gebleken dat Nederlandse fabrikanten van opneembare audio cd's vrijwel niet bestaan. Er is ook slechts sprake van enkele Nederlandse fabrikanten van audio- en videobanden. Het gaat hier derhalve om producten die vrijwel altijd vanuit het buitenland worden geïmporteerd. Anders dan de tekst van het voorgestelde artikel letterlijk stelt, antwoordt de minister van Justitie naar aanleiding van een door deze leden gestelde vraag dat een verkoper (in vrijwel alle gevallen die zich in ons land voordoen) niet aan aansprakelijkheid zal kunnen ontkomen door de naam van de fabrikant van de desbetreffende voorwerpen te noemen. Hij zou, omdat het vrijwel altijd om geïmporteerde goederen gaat, per se de naam van de importeur dienen te noemen. De minister stelt dat dit laatste voldoende duidelijk blijkt uit de systematiek van de regeling inzake de thuiskopievergoeding.

Deze leden vroegen zich af of die laatste stelling houdbaar is. Zij hebben in dit verband de stukken geraadpleegd die betrekking hebben op het wetsvoorstel waarbij de hier aan de orde zijnde regeling inzake de thuiskopievergoeding is ingevoerd. In de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel wordt gesteld dat ingevolge het tweede lid zowel op de importeur als de fabrikant van de desbetreffende producten de verplichting rust tot betaling van de vergoeding. Uit de verdere toelichting blijkt voorts dat voor wat betreft die fabrikant daarbij gedoeld werd op zowel Nederlandse als buitenlandse fabrikanten.

In lid 3 van art. 16c is vermeld dat voor de fabrikant de verplichting ontstaat tot betaling van de vergoeding op het tijdstip dat de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden gebracht. Voor de importeur ontstaat deze verplichting op het tijdstip van invoer. Het gaat derhalve duidelijk om twee in beginsel naast elkaar staande verplichtingen, waarbij de verplichting van de fabrikant ook niet automatisch komt te vervallen zodra de verplichting voor de importeur is ontstaan. Teneinde te vermijden dat die naast elkaar staande verplichtingen zouden leiden tot tweemaal een uitgevoerde betalingsverplichting, is in lid 5 van art. 16c vastgelegd dat de vergoeding slechts een maal per voorwerp verschuldigd is. Naar de indruk van deze leden volgt uit deze systematiek dat niet betoogd kan worden dat de importeur de primaire verplichting heeft en de fabrikant ter zake een ondergeschikte verplichting. Het ontstaan van de verplichting van de importeur doet de eveneens aanwezige verplichting van de fabrikant niet verdwijnen. Dit alles laat overigens onverlet dat men uiteraard in de praktijk over het algemeen zal trachten de vergoeding te verhalen op de importeur omdat dat het meest eenvoudige is, gelet op het feit dat die importeur per definitie in Nederland gevestigd is.

Dit alles doet echter niet af aan het feit dat bij invoering van de verlengde aansprakelijkheid voor verkopers thans expliciet wordt gesteld dat men van die aansprakelijkheid kan worden bevrijd door hetzij bescheiden te tonen over wie de fabrikant is danwel bescheiden te tonen over wie de importeur is. Het lijkt erop dat men in beide gevallen dan van bedoelde aansprakelijkheid bevrijd wordt. Deze leden hadden derhalve vooralsnog de indruk dat bezwaarlijk kan worden betoogd dat uit de systematiek van de wettelijke regeling dwingend volgt dat in het overgrote deel van de in Nederland zich voordoende gevallen enkel de importeur kan worden genoemd, ook al spreekt het voorgestelde artikel expliciet over zowel fabrikant als importeur. Dit alles was simpel te verhelpen geweest, als de formulering was gevolgd zoals voorgesteld door deze leden in het voorlopig verslag. De leden van de CDA-fractie zagen met belangstelling de reactie van de minister op het vorenstaande tegemoet.

De leden van de VVD-fractie waren de minister erkentelijk voor de beantwoording van de vragen gesteld in het voorlopig verslag. Zij hadden nog een enkele vraag met betrekking tot het Contact Comité. In de memorie van antwoord van 2 februari 2004 stelt de minister dat het Contact Comité onder meer tot taak heeft de gevolgen van de richtlijn, in het bijzonder voor de werking van de interne markt, te bestuderen, eventuele moeilijkheden onder de aandacht te brengen en daarover van gedachten te wisselen. De leden van de VVD-fractie zouden graag van de minister vernemen of daarvoor een tijdsbestek is gegeven. Kunnen zij de taak van het Contact Comité zó opvatten dat het Contact Comité jaarlijks rapporteert? Wat is vervolgens de bedoeling als het Contact Comité moeilijkheden constateert? Met wie wordt «van gedachten gewisseld» en wat wordt met de uitkomst van de gedachtewisseling gedaan?

In de memorie van antwoord zegt de minister dat hij graag bereid is de noodzaak van verdere harmonisatie van de thuiskopieregeling en de daaraan verbonden voorwaarde van een billijke compensatie in het kader van het Contact Comité onder de aandacht te brengen. Kunnen de leden van de VVD-fractie dit zó opvatten dat de minister dit bij de eerste daartoe geëigende gelegenheid daadwerkelijk zal doen? Kan de minister enige indicatie geven of en zo ja op welke wijze, hij verwacht dat vervolgens het Contact Comité serieuze aandacht aan dit punt schenkt nu over dit punt al eerder, bij de totstandkoming van de richtlijn, uitvoerig is gesproken en is vastgesteld dat harmonisatie moeilijk zou zijn? Anders gezegd: verwacht de minister dat er, mede in het licht van het Actieplan van de Europese Commissie «Een coherenter Europees verbintenissenrecht», een inspanning zal worden geleverd om op Europees niveau tot harmonisatie te komen, ondanks de verschillen die er bestaan?

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Rosenthal (VVD), Kohnstamm (D66), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), Kox (SP), Soutendijk-v. Appeldoorn (CDA) en Westerveld (PvdA).

Naar boven