28 486
Aanvulling van de Auteurswet 1912 inzake de thuiskopie tot invoering van verlengde aansprakelijkheid voor verkopers

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 2 februari 2004

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de inbreng van de fracties die aan het woord zijn in het voorlopig verslag.

De leden van de CDA-fractie merkten op dat uit de onderlinge samenhang van de twee voorgestelde leden van artikel 16ga volgt dat geen aansprakelijkheid van de verkoper bestaat mits uit de door hem overlegde bescheiden blijkt wie de fabrikant of de importeur is. Zij vroegen hoe dit zich verhoudt tot de nota naar aanleiding van het verslag, waarin gesteld wordt dat een enkele informatieplicht over de identiteit van de fabrikant of importeur onvoldoende zou bijdragen aan het effectueren van de betaling van de thuiskopievergoeding. Met de betreffende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag is bedoeld tot uitdrukking te brengen dat een verkoper niet aan aansprakelijkheid kan ontkomen door enkel te verwijzen naar een fabrikant of importeur. Juist in de probleemgevallen waar het wetsvoorstel voor is bedoeld is een enkele verwijzing onvoldoende om de fabrikant of importeur daadwerkelijk te achterhalen. Daarvoor is vereist dat de verkoper met bescheiden kan aantonen wie de fabrikant of importeur is. De verkoper heeft in het wetsvoorstel twee uitwegen om te ontkomen aan de betalingsplicht. Hij is ten eerste van aansprakelijkheid ontheven als hij aantoont dat over de voorwerpen de thuiskopievergoeding is betaald. Indien de verkoper in dit bewijs niet slaagt, kan hij alsnog aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij met bescheiden kan aantonen wie de fabrikant of importeur is. Op zich zou deze laatste informatieplicht voldoende kunnen zijn voor het effectueren van de betaling van de thuiskopievergoeding, maar dit sluit minder goed aan bij de praktijk. Het is in de branche namelijk thans al gebruikelijk om de thuiskopievergoeding op de factuur te specificeren. Het wetsvoorstel heeft bovendien als voordeel dat aan de verkoper twee disculpatiemogelijkheden ter beschikking staan.

Deze leden vroegen voorts of de vaststelling dat er geen sprake is van aansprakelijkheid van de verkoper mits wordt aangegeven wie de fabrikant of de importeur is ook geldt in de situatie waarin de verkoper weet of redelijkerwijs kan vermoeden, bijvoorbeeld omdat de aan hem gerekende prijzen zeer laag zijn, dat de heffing niet is betaald. Zij wezen daarbij op mijn mededeling tijdens de behandeling in de Tweede Kamer dat in een situatie waarin men uit de prijs had kunnen afleiden dat de heffing niet is betaald, men zich niet kan excuseren. Indien de verkoper aantoont dat de thuiskopievergoeding is betaald, is hij niet aansprakelijk. Wanneer echter uit de prijs kan worden afgeleid dat de vergoeding niet is afgedragen, kan de verkoper zich niet excuseren door bijvoorbeeld een schriftelijke mededeling van zijn leverancier te tonen waarop staat vermeld dat de thuiskopievergoeding is afgedragen. De verkoper had dan op grond van de prijs moeten vermoeden dat er iets mis is met de aan hem geleverde voorwerpen en de door de leverancier verstrekte informatie. Ook in die situatie geldt echter dat de verkoper aan aansprakelijkheid kan ontkomen indien hij met bescheiden kan aantonen wie de fabrikant of de importeur van de betreffende voorwerpen is. Die disculpatiemogelijkheid heeft hij altijd. Dit volgt uit het tweede lid van artikel 16ga. Wanneer de verkoper dat bewijs levert, is de identiteit van de fabrikant of importeur bekend en kan Stichting de Thuiskopie incasseren bij de primair betalingsplichtige. In het systeem van verlengde aansprakelijkheid blijft de incasso bij de fabrikant of importeur voorop staan. Slechts in uitzonderingsgevallen zal een verkoper aansprakelijk worden gesteld op grond van het voorgestelde artikel 16ga.

De leden van de CDA-fractie vroegen of in het voorgestelde lid 2 niet beter een onderscheid gemaakt zou kunnen worden tussen een bonafide en een malafide fabrikant of importeur, door het toevoegen van een zinsnede van globaal de volgende inhoud: «... en de verkoper geen redenen had om te vermoeden dat de desbetreffende fabrikant of importeur de bedoelde vergoeding niet had betaald.» Impliciet bevat het voorgestelde artikel 16ga al een onderscheid tussen bonafide en malafide fabrikanten en importeurs. Bonafide fabrikanten en importeurs dragen de thuiskopievergoeding af over de schijfjes die zij op de markt brengen. Deze fabrikanten en importeurs doen, al dan niet via een contract, opgave aan de incasso-organisatie van de aantallen schijfjes. Het is in de branche gebruikelijk dat de thuiskopievergoeding vervolgens wordt gespecificeerd in de factuur. Indien een verkoper zijn voorwerpen afneemt van een bonafide fabrikant of importeur zal hij niet aansprakelijk worden gesteld. In dat geval heeft de verkoper immers óf een factuur waaruit blijkt dat de thuiskopievergoeding is afgedragen óf de fabrikant of importeur is bekend bij Stichting de Thuiskopie. Een expliciet onderscheid tussen bonafide en malafide fabrikanten en importeurs in de wetsbepaling acht ik daarom niet noodzakelijk. De door deze leden voorgestelde aanvulling zou er bovendien toe leiden dat de verkoper aan een zwaardere bewijsplicht moet voldoen om te ontkomen aan aansprakelijkheid.

Deze leden vroegen tevens wat de situatie is ten aanzien van een eventuele aansprakelijkheid van de verkoper indien de verkoper bescheiden overlegt waaruit blijkt wie de fabrikant of importeur is en vervolgens de bedoelde fabrikant of importeur, daartoe benaderd, betwist dat hij de fabrikant of importeur van de desbetreffende voorwerpen is zonder dat het tegendeel aangetoond kan worden. Ik meen dat deze situatie slechts sporadisch zal voorkomen. Vooropgesteld moet worden dat het in vrijwel alle gevallen zo zal zijn dat de verkoper beschikt over ofwel een gespecificeerde factuur ofwel bescheiden waaruit blijkt dat het gaat om een bij de Stichting de Thuiskopie aangesloten fabrikant of importeur. In een zeer beperkt aantal gevallen zal de verkoper daartoe niet in staat zijn. Er mag dan niet te gemakkelijk worden aangenomen dat een verkoper te goeder trouw is. Mogelijk kan hij middels navraag bij zijn leverancier alsnog de juiste bescheiden overleggen. In dat geval is hij uiteraard niet aansprakelijk. In het voorbeeld dat de leden van de CDA-fractie schetsten, betwist de aangewezen persoon of onderneming dat hij de fabrikant of importeur van de voorwerpen is. Stichting de Thuiskopie zal in dat geval op grond van de boekhouding van de aangewezen fabrikant of importeur nagaan of die betwisting klopt. Als dat niet zo is, dan gaat Stichting de Thuiskopie over tot reguliere inning bij die fabrikant of importeur. Slechts indien niet kan worden bewezen dat het gaat om de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, kan het zo zijn dat een verkoper die te goeder trouw is, wordt aangesproken. Dat is onderdeel van het risico dat een verkoper neemt door schijfjes in te kopen buiten het reguliere circuit. Tegelijkertijd mag de verkoper niet het slachtoffer worden van valsheid in geschrifte door een leverancier in de voorketen.

In het verlengde hiervan vroegen de aan het woord zijnde leden naar de eventuele aansprakelijkheid van de koper indien in het door deze leden ingebrachte voorbeeld vervolgens de door de verkoper genoemde fabrikant of importeur alsnog de juiste naam kan noemen. Ik meen te mogen aannemen dat waar deze leden spreken van «koper», zij doelen op de verkoper van blanco informatiedragers zoals bedoeld in het voorgestelde artikel 16ga. Indien de door de verkoper genoemde fabrikant of importeur alsnog de naam van de bron kan noemen, zal de Stichting de Thuiskopie bij die fabrikant of importeur incasseren. De verkoper is dan uiteraard van aansprakelijkheid ontheven.

De leden van de CDA-fractie vroegen of de verkoper kan volstaan met het noemen van de fabrikant of dat, indien sprake is van een buitenlandse fabrikant, de verkoper tevens de naam van de importeur dient te noemen. Deze leden vroegen daarbij of in het tweede lid van het voorgestelde artikel 16ga niet beter de formulering «... de fabrikant of in het geval sprake is van een fabrikant gevestigd buiten Nederland, de importeur» gekozen had kunnen worden. Indien de voorwerpen afkomstig zijn van een buitenlandse fabrikant, dient de verkoper aan te tonen wie de voorwerpen in Nederland heeft geïmporteerd. Uit de bescheiden die de verkoper overlegt, dient namelijk te blijken wie primair verplicht is tot betaling van de thuiskopievergoeding. Ik meen dat dit voldoende duidelijk blijkt uit de systematiek van de regeling inzake de thuiskopievergoeding (artikelen 16c en verder van de Auteurswet 1912). Uit artikel 16c, derde lid, van de Auteurswet 1912 volgt dat ten aanzien van in het buitenland vervaardigde voorwerpen de importeur betalingsplichtig is vanaf het tijdstip van invoer. Ten aanzien van in Nederland vervaardigde voorwerpen is de fabrikant betalingsplichtig vanaf het tijdstip waarop de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden gebracht.

Deze leden vroegen tot slot welke gegevens verschaft dienen te worden teneinde de identiteit van de fabrikant of importeur te kunnen vaststellen en of onder alle omstandigheden de juiste statutaire naam en het juiste volledige adres uit bedoelde bescheiden dient te blijken. De bescheiden moeten de incasso-organisatie voldoende gegevens bieden om te kunnen achterhalen wie de fabrikant of de importeur is. Met de juiste statutaire naam en het juiste volledige adres is de identiteit van de fabrikant of de importeur voldoende bepaald, maar ik zou de bewijsruimte voor de verkoper niet tot die gegevens willen beperken. Soms zullen andere vermeldingen, bijvoorbeeld de website van de onderneming of het registratienummer bij het handelsregister, voldoende kunnen zijn om de identiteit van de fabrikant of importeur vast te stellen.

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe het systeem van de thuiskopievergoeding moet worden beoordeeld nu consumenten hun blanco informatiedragers via internet bij aanbieders uit andere landen kunnen aanschaffen. Deze leden vroegen in dit kader of ik hun opvatting deel dat, in het licht van de mogelijkheden die internet biedt, een harmonisering op dit terrein zeer gewenst is teneinde concurrentievervalsing tegen te gaan en of ik voornemens ben om deze problematiek op Europees niveau aan de orde te stellen met als inzet harmonisering van de regelingen inzake de thuiskopie c.q. een harmonisering van de tarieven. Ik wil voorop stellen dat het begrip «importeur» niet is gekwalificeerd in de wet. De betalingsverplichting strekt zich daarom niet alleen uit over beroeps- en bedrijfsmatig handelende importeurs, maar ook over privé-personen die partijen dragers invoeren die bestemd zijn om beschermd materiaal op vast te leggen (Vgl. Kamerstukken II, vergaderjaar 1988–1989, 20 656, nr. 5, blz. 18). De wet gaat naar mijn mening evenwel niet zo ver dat ook consumenten die in het buitenland dragers aanschaffen voor eigen gebruik, betalingsplichtig zouden zijn. Indien consumenten daartoe in toenemende mate overgaan, zou dat ten koste kunnen gaan van de inning van de thuiskopievergoeding in Nederland. De andere Europese landen kennen weliswaar ook systemen waarin de rechthebbenden worden gecompenseerd voor het thuiskopiëren van hun beschermde materiaal, maar de manier waarop de inning van de vergoeding plaatsvindt, verschilt tussen de lidstaten. Toch moet de omvang van het probleem niet worden overschat. De verzendkosten van in het buitenland gekochte blanco dragers zijn veelal hoger dan de compensatie voor het privé-kopiëren. Bovendien kosten dragers en ook apparatuur, los van de compensatie voor privé-kopiëren, in de Europese landen niet steeds hetzelfde. Dat laat onverlet dat ik met de aan het woord zijnde leden van mening ben dat het opheffen van de verschillen tussen nationale thuiskopiesystemen via harmonisatie op Europees niveau tot een evenwichtiger systeem kan leiden. Volledigheidshalve merk ik in dit kader nog op dat het tarief voor data cd-roms in België sinds 1 mei 2003 niet meer op nul is gesteld. Het huidige tarief is daar € 0,12 per schijfje.

Bij de totstandkoming van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij is de vraag naar harmonisatie van de thuiskopieregelingen en -tarieven uitvoerig aan de orde geweest. Harmonisatie van de thuiskopieregelingen bleek vanwege de grote verschillen tussen de grondslagen, de omvang en de voorwaarden (met inbegrip van de compensatie) in de lidstaten vooralsnog niet mogelijk. Het probleem waaraan de aan het woord zijnde leden refereren, wordt in de richtlijn erkend. In overweging 38 van de richtlijn wordt opgemerkt dat de bestaande verschillen tussen de vergoedingsstelsels de werking van de interne markt kunnen beïnvloeden. Mede daarom is in artikel 12 van de richtlijn voorzien in een Contact Comité. Het Contact Comité heeft onder meer tot taak de gevolgen van de richtlijn in het algemeen en het privé-kopiëren in het bijzonder voor de werking van de interne markt te bestuderen, eventuele moeilijkheden onder de aandacht te brengen en daarover van gedachten te wisselen. Ik ben graag bereid de noodzaak van verdere harmonisatie van de thuiskopieregeling en de daaraan verbonden voorwaarde van een billijke compensatie in het daarvoor meest geëigende kader van het Contact Comité onder de aandacht te brengen.

De leden van de SGP- en CU-fractie vinden het op zichzelf beschouwd niet meer dan billijk dat tegenover de thuiskopie-exceptie een vergoeding in het leven is geroepen. Deze leden achtten het echter een ernstig nadeel van de voorgestelde regeling dat aan artikel 16ga de veronderstelling ten grondslag ligt dat een verkoper zou beschikken over bescheiden waaruit blijkt wie de fabrikant of de importeur is. Deze leden vroegen of de veronderstelling dat een verkoper zou beschikken over bescheiden waaruit blijkt wie de fabrikant of de importeur is wel reëel is te noemen in die gevallen waarin van een reeks van kopers en verkopers sprake is geweest. Deze leden gaven aan dat zij de mogelijkheid dat door de verkoper slechts kan worden verwezen naar een voorschakel een onvoldoende argument achten om de laatste verkoper niet te vrijwaren van de betalingsplicht.

Ik merk allereerst op dat over het algemeen niet sprake is van een reeks van verkopers en kopers voordat een informatiedrager de consument bereikt. Door de kleine winstmarges zijn de verkoopketens in de branche over het algemeen kort. Het is dan ook in de meeste gevallen geen probleem voor de verkoper om de fabrikant of importeur aan te wijzen. Het wetsvoorstel heeft het oog vooral op die situatie waarin telkens wordt verwezen naar een voorschakel in een keten van tussenhandelaren die soms onderling naar elkaar blijven verwijzen. Het wetsvoorstel wil in zo'n geval voorkomen dat de incasso-organisatie (vruchteloos) incasso-werkzaamheden moet verrichten, zoals het opsporen van – soms– fictieve tussenschakels in een verkoopketen. Het wetsvoorstel wil het mogelijk maken dat de incasso-organisatie direct naar de bron kan gaan. Dat voorkomt kosten die uiteindelijk voor rekening van de consument of de rechthebbenden komen. De verkoper kan eenvoudig voorkomen dat hij aansprakelijk wordt gehouden door vast te laten leggen dat de vergoeding inderdaad is betaald of door aan te tonen wie de fabrikant of importeur is. Dat is ook nu al de normale werkwijze.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven