28 384
Wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur)

A1
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 augustus 2004

Zoals moge blijken uit onze bijgaande brief2 van heden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer achten wij het om de daarin vermelde redenen thans niet opportuun om een kabinetsstandpunt voor te bereiden naar aanleiding van de adviezen van de Raad voor het openbaar bestuur over de modernisering van hoofdstuk 7 Grondwet. De doorslaggevende positie van de gemeenteraad en van provinciale staten als grondwettelijk uitgangspunt van het decentrale bestuursmodel wordt gehandhaafd. De autonome bestuursbevoegdheid blijft bij de gemeenteraad en bij provinciale staten berusten.

De tweede ondergetekende heeft in zijn brief van 20 januari 2003 (Kamerstukken I, 2002/03; 28 384, nr. 33g) bij de behandeling van het wetsvoorstel dualisering provinciebestuur een tweetal toezeggingen aan uw Kamer gedaan. Het betreft de toezeggingen om bij de modernisering van hoofdstuk 7 Grondwet aandacht te besteden aan de verhouding van het gedualiseerde commissiestelsel (artikel 81 Provinciewet) met artikel 128 Grondwet en aan de betekenis van de begrippen autonomie en medebewind in relatie tot de uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden op grond van de Gemeentewet en de Provinciewet. De zorgvuldigheid in het verkeer met uw Kamer vergt u mede te delen dat de gedane toezeggingen als gevolg van bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer, niet op de aangekondigde wijze zullen worden ingelost.

Gelet op de inhoudelijke samenhang tussen beide vraagstellingen en de eerder aangekondigde modernisering van hoofdstuk 7 Grondwet, kunnen wij ons overigens voorstellen dat beantwoording van deze vragen geen prioriteit geniet, nu het hoofdschap van de gemeenteraad en provinciale staten niet ter discussie staat.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 33 t/m 33g, vergaderjaar 2002–2003.

XNoot
2

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 128294.13.

Naar boven