28 339
Wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING EN VOOR MILIEU1

Vastgesteld 2 maart 2004

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissies aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

Met dit wetsvoorstel wordt de publieke eigendom van de drinkwatervoorziening gewaarborgd, waardoor de overheid zeggenschap houdt en de kwaliteit van de drinkwatervoorziening kan handhaven. Tegelijkertijd wordt hiermee een publiek monopolie wettelijk vastgelegd, waardoor marktwerking en concurrentie zijn uitgesloten. Het ontbreken van marktwerking en concurrentie, roept de vraag op of er niet op andere wijze voorzien moet worden in een mechanisme om de waterleidingbedrijven scherp te houden qua prijsstelling en doelmatigheid, zonder af te dingen op het geboden kwaliteitsniveau.

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat met het onderhavige wetsvoorstel uitsluitend de bestaande situatie met betrekking tot de eigendomskwestie wordt vastgelegd. In de veronderstelling dat uitwerking van een juridisch kader voor andere onderwerpen die raken aan de positie en de doelmatigheid van waterleidingbedrijven, zoals benchmarking etc. zou leiden tot een onnodige en ongewenste vertraging, heeft de regering zich voorgenomen de uitwerking van het toezicht op doelmatigheid van de waterleidingbedrijven mee te nemen in de algehele herziening van de Waterleidingwet. De commissies vragen zich echter af of met het vastleggen van een publiek monopolie niet ook direct het onafhankelijk toezicht op prijsstelling en doelmatigheid nader moet worden geregeld.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling en instemming kennis genomen van het wetsvoorstel.

Inmiddels is een project met betrekking tot het toezicht op doelmatigheid afgerond. Resultaten daarvan zouden aanleiding kunnen geven tot nader onderzoek met betrekking tot toezicht op doelmatigheid. Graag vernemen deze leden de resultaten van dat onderzoek, en op welke termijn de herziene Waterleidingwet, met daarin opgenomen het toezicht op doelmatigheid, mag worden verwacht.

De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zou zouden nog de volgende vragen beantwoord willen zien: Blijkens de tekst van de nota naar aanleiding van het verslag is de algehele herziening van de Waterleidingwet thans in voorbereiding (januari 2003) en zal het wetsvoorstel eind 2003 naar de Raad van State worden gezonden. Is dit ook conform de planning gebeurd?

In dezelfde nota meldt de staatssecretaris dat een Beleidsstandpunt over industriewater in voorbereiding is. Is dit standpunt inmiddels afgerond?

In de memorie van toelichting wordt beargumenteerd dat lidstaten binnen de grenzen van het dwingende communautaire recht voor drinkwater hun eigen regelgeving mogen vaststellen. Die argumentatie richt zich met name op het aspect van de mededinging. Zal de veronderstelling dat het wetsvoorstel geen strijdigheid met EU-regelgeving oplevert ook stand kunnen houden wanneer getoetst wordt aan art 56 EG dat de vrijheid van kapitaalverkeer beschermt?

De fractie van GroenLinks heeft met instemming kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het stemt de fractie tot tevredenheid dat de collectieve drinkwatervoorziening in Nederland in publieke handen blijft.

Toch is er ook reden tot bezorgdheid. Dat blijkt in ieder geval uit het proefschrift, waarop Judith Klostermann in december aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam promoveerde, getiteld: The social construction of sustainability in Dutch water companies. Klostermann beschrijft daarin de visie en de praktijk van vier waterleidingbedrijven met betrekking tot duurzaamheid. Daaruit blijkt weliswaar dat de geprivatiseerde bedrijven bij voorkeur met schoon water werken en vinden dat ze het goede voorbeeld moeten geven, maar ook dat zij sinds midden jaren 90 steeds minder interesse hebben voor duurzaamheid en steeds meer voor winst. Volgens de onderzoekster is dat het gevolg van de discussie over liberalisering van de waterleidingsbedrijven. Die is in 1998 formeel afgeblazen, maar toch bereiden bedrijven zich voor op een toekomstige vrije markt. Omdat de banken hun solvabiliteitsnorm hebben verscherpt, gebruiken de waterleveranciers hun winst om eigen vermogen op te bouwen. Er is, zo blijkt uit haar onderzoek, nog een reden voor de terughoudendheid om te investeren in duurzame waterwinning en dat is dat de inkomsten zijn teruggelopen door dalend watergebruik van hun klanten. Per saldo zijn investeringen die niets opleveren, zoals overschakelen op oppervlaktewater of natuurbeheer, minder aantrekkelijk geworden voor de waterleidingbedrijven. Alleen duurzame opties die kunnen leiden tot winst of groei van de markt worden door de bedrijven opgepakt.

Graag zou de fractie van GroenLinks van de staatssecretaris een reactie vernemen op deze bevindingen. Kan de regering zich vinden in de uitkomsten van het onderzoek? Welke conclusies verbindt de regering er aan? Wat gebeurt er om duurzaam waterbeheer weer echt tot de core business van de waterleidingsbedrijven te maken?

In de aanhef van artikel 3p wordt gesproken van een aansluitplicht voor waterbedrijven. In de daarop volgende tekst wordt slechts voorzien in een aanbodplicht. Kan de staatssecretaris elk misverstand hierover uitsluiten: is er nu sprake van een aansluitplicht ja of nee?

De leden van de fractie van de ChristenUnie sluiten zich aan bij de vragen die gesteld zijn door de leden van de fractie van GroenLinks.

De voorzitter van de commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Bierman-Beukema toe Water

De voorzitter van de commissie voor Milieu,

Meindertsma

De griffier van de commissies,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: Pastoor (CDA), Schuyer (D66), Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Bierman-Beukema toe Water (VVD) (voorzitter), Van der Lans (GL), Hessing (LPF), Van den Oosten (VVD), Ten Hoeve (OSF), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Van Raak (SP) en Putters (PvdA).

Milieu: Ketting (VVD), Meindertsma (PvdA) (voorzitter), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Lans (GL), Van Middelkoop (CU), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66) en Putters (PvdA).

Naar boven