27 686
Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen

A
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2004

Heden is bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen verklaring arbeidsrelatie ingediend. Dit wetsvoorstel heeft als doel de rechtszekerheid te vergroten van opdrachtnemers ten aanzien van wie de Belastingdienst verklaart dat hun inkomsten uit een of meer soortgelijke arbeidsrelaties worden aangemerkt als winst uit onderneming (VAR-wuo) dan wel dat hun inkomsten voor rekening en risico zijn van de vennootschap waarvan zij aandeelhouder met een aanmerkelijk belang zijn (VAR-dga). Door aan de opdrachtgever een VAR-wuo te overleggen, verkrijgt deze, indien hij beschikt over een afschrift van die VAR, de zekerheid dat inhouding en afdracht van loonheffing en premies werknemersverzekeringen achterwege kan blijven. Hiertoe worden de rechtsgevolgen van beide beschikkingen uitgebreid. Met het wetsvoorstel wordt tegemoetgekomen aan het bezwaar dat de huidige verklaring arbeidsrelatie de positie van opdrachtnemers onvoldoende heeft verbeterd. 1

Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van de zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de nationale ombudsman en de substituut ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen heeft de Eerste Kamer ingestemd met de motie Van Leeuwen2. De Kamer overwoog in deze motie dat dat wetsvoorstel niet bedoelde nadelige gevolgen kon hebben voor zelfstandige opdrachtnemers en voor de bescherming van de fictieve dienstbetrekking in de werknemersverzekeringen. De Kamer verzocht de regering de relevante ontwikkelingen, zoals het voorkomen van schijnconstructies, nauwlettend te volgen om zo nodig tot reparatiewetgeving te komen. Aanvankelijk was het de bedoeling om de huidige VAR eerst te evalueren alvorens tot een eventuele aanpassing van de rechtsgevolgen over te gaan. Hierbij zouden ook de gevolgen voor zelfstandige opdrachtnemers en de bescherming van de fictieve dienstbetrekkingen worden meegenomen. Bij de wijziging van hetBesluit beleidsregels beoordeling dienstbetrekking medio 2003 is echter vastgesteld dat de beoogde verbetering van de rechtszekerheid alleen via wetswijziging kan worden gerealiseerd. Deze vaststelling was aanleiding om wetswijziging voor te bereiden en af te zien van een evaluatieonderzoek. Op 1 december 2003 heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd ((Kamerstuk SZW03–882).

Bij het wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen VAR is rekening gehouden met de strekking van de motie van het lid Van Leeuwen c.s. Zo komt de mogelijkheid om bij vaststelling van een dienstbetrekking achteraf premies te innen bij zelfstandige opdrachtnemers te vervallen.

Voorts is nadrukkelijk niet de bedoeling dat personen die hun arbeid slechts in schijn als zelfstandige verrichten, door het voorstel van werknemerschap worden uitgesloten. Het economische voordeel van een VAR-wuo of VAR-dga kan echter leiden tot misbruik en oneigenlijk gebruik. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel beschrijft op welke wijze deze handhavingsrisico's worden beperkt. Het wetsvoorstel voorziet in een evaluatie van de doeltreffendheid en effectiviteit van de voorgestelde uitbreiding van de rechtsgevolgen van de VAR binnen drie jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. In dat kader zullen ontwikkelingen als het voorkomen van schijnconstructies worden gemonitord.

Over de bescherming van personen werkzaam in een fictieve dienstbetrekking merk ik het volgende op. Op 1 december 2003 heb ik de Sociaal-Economische Raad gevraagd te adviseren over de kring van verzekerden voor de werknemersverzekeringen. De SER heeft zijn advies op 18 juni jl. vastgesteld. De regering zal in het kader van de voorgenomen herziening van de kring van verzekerden in vervolg op het SER-advies de positie van fictieve dienstbetrekking nader bezien.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

De vorige stukken met betrekking tot dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder nr. 71 t/m 71d (vergaderjaar 2001–2002).

XNoot
2

Kamerstukken I, 2001–2002, 27 686, nr. 71d.

Naar boven