27 563
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftenprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep)

D
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 16 januari 2004

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het nader voorlopig verslag over het onderhavige wetsvoorstel. Mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ga ik graag in op de daarin gestelde vraag. De leden van de PvdA-fractie menen in de memorie van antwoord een tegenstrijdigheid te ontwaren. De regering heeft in de memorie van antwoord enerzijds gesteld dat een nadere wettelijke concretisering van het geschiktheidscriterium niet goed mogelijk is, maar anderzijds ook dat bestuursorganen bij beleidsregel categorieën van besluiten zouden kunnen aanwijzen die steeds «geschikt» zijn voor rechtstreeks beroep. Waarom zouden bestuursorganen wel kunnen wat de wetgever niet kan, zo meen ik de vraag van deze leden te mogen samenvatten.

Naar mijn oordeel is hier geen sprake van een tegenstrijdigheid. De verklaring ligt in het grote verschil in abstractieniveau tussen enerzijds een regel in de Awb en anderzijds een beleidsregel van een bestuursorgaan. Een beleidsregel kan veel concreter zijn dan de Awb kan zijn. Men kan niet in het algemeen in de Awb zeggen dat – bijvoorbeeld – besluiten omtrent subsidies of besluiten omtrent vergunningen wel of niet geschikt zijn voor rechtstreeks beroep. Maar onder omstandigheden zal een bestuursorgaan op basis van zijn eigen ervaringen wellicht wel kunnen zeggen dat – bijvoorbeeld – bepaalde besluiten over bepaalde subsidies in de regel geschikt zijn voor rechtstreeks beroep. Omdat van een beleidsregel in bijzondere gevallen kan worden afgeweken (artikel 4:84 Awb), kan zo'n regel ook flexibeler worden toegepast dan een gedetailleerde wettelijke regeling. Ten slotte hoeft een beleidsregel niet uitputtend te zijn, juist omdat men voor niet geregelde gevallen op het algemene wettelijke criterium kan terugvallen.

De Minister van Justitie,

G. Zalm

Naar boven