26 824
Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden

D
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 5 april 2004

Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer op 25 november 2003 van het wetsvoorstel tot Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door dood of letsel (26 824), heb ik toegezegd om één of meer deskundigen te vragen of de rechter bevoegd is om met toepassing van artikel 109 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een schadevergoedingsplicht tot nihil te matigen. Ook is toegezegd de werking van artikel 2 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek hierbij te betrekken. Inmiddels heb ik prof. mr. J.H. Nieuwenhuis (Leiden), prof. mr. A.J. Akkermans (VU) en prof. mr. W. Snijders (UVA) bereid gevonden dit onderzoek te verrichten.

De rapportage zal 1 november 2004 gereed moeten zijn en zal daarna zo spoedig mogelijk aan beide Kamers worden aangeboden.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven