26 824
Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden

A1
MOTIE VAN HET LID VAN DE BEETEN C.S.

Voorgesteld 25 november 2003

De Kamer,

gehoord de beraadslagingen,

overwegende, dat bij verborgen schade wegens letsel of overlijden na inwerkingtreding van wetsvoorstel 26 824 zich situaties kunnen voordoen, waarin het onbillijk is dat de aangesproken natuurlijke persoon of rechtspersoon als aansprakelijke de volledige schade moet vergoeden;

overwegende, dat dit aan de orde kan zijn, indien de natuurlijke persoon opvolger onder algemene titel is van de persoon die de schade heeft veroorzaakt, respectievelijk indien de rechtspersoon wegens wijziging in de eigendom of – indien het niet een kapitaalvennootschap of coöperatie betreft – wegens wijziging in identiteit niet meer dezelfde rechtspersoon is als op het moment waarop, respectievelijk als gedurende de periode waarin de schade werd toegebracht;

overwegende, dat onzeker is of in die gevallen art. 6:2 BW de mogelijkheid opent voor de aangesprokene om aansprakelijkheid af te weren en voorts onzeker is of art. 6:109 BW de mogelijkheid biedt de schadevergoeding op nihil te stellen;

van mening, dat het wenselijk is om een of enkele deskundigen onderzoek te laten doen naar het thans geldende recht op het punt van de reikwijdte van genoemde artikelen;

verzoekt de minister dat onderzoek te doen uitvoeren en beide Kamers het resultaat daarvan voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van de Beeten

Werner

Dölle

Wagemakers

Pastoor

Koekkoek


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 162 en 162a, vergaderjaar 2000–2001; EK nrs 128 en 128a, vergaderjaar 2001–2002; EK nrs. 105 t/m 105c, vergaderjaar 2002–2003.

Naar boven