A
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2004
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel justitiële
gegevens heb ik aan Uw Kamer toegezegd nader in te gaan op de keuze voor de
competentie van de bestuursrechter in zaken betreffende de verklaring omtrent
het gedrag. Tijdens de plenaire behandeling is aan de orde gesteld of het
niet meer voor de hand zou liggen de strafrechter in dezen bevoegd te verklaren.
In deze brief wil ik u daarover nader informeren.
De beslissing omtrent de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag
is een beschikking met als gevolg dat de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
is. Op dezelfde wijze als bij het instellen van beroep tegen vele andere besluiten
die worden genomen na een afweging van strafrechtelijke gegevens, kan tegen
een afwijzende beslissing met betrekking tot de afgifte van de verklaring
omtrent het gedrag uiteindelijk ook beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.
Ter adstructie van het bovenstaande dienen te volgende voorbeelden.
De bestuursrechter oordeelt over beslissingen die betrekking hebben op
de betrouwbaarheid van beleidsbepalers op grond van de Wet toezicht effectenverkeer
1995. Daarbij speelt een weging van strafrechtelijke gegevens een belangrijke
rol (zie bv. CBb 6 juni 2002, AB 2003, 151 en CBb 18 april 2002,
AB 2002, 199).
Ook kan de bestuursrechter oordelen over de wegingen van strafrechtelijke
gegevens in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer.
Zo werd bij de beoordeling van het functioneren van de organisatie van de
afvalstoffenverwijdering mede betrokken de integriteit van de bedrijfsvoering
(zie AbRvS 4 september 2002, AB 2002, 429).
Er zijn veel meer regelingen waarbij voor de verkrijging van een vergunning
of erkenning een eis van integriteit of betrouwbaarheid wordt gesteld. Voor
de beoordeling van deze eis wordt met name rekening gehouden met strafrechtelijke
gegevens. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de drank- en horecavergunning,
bij de erkenning voor het omgaan met wapens en munitie alsmede bij de verlening
van een vergunning aan een particulier beveiligingsbedrijf (zie
artikel 3 van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet juncto
8 van de Drank- en Horecawet; artikel 8 van de Regeling wapens en munitie
juncto artikel 9 van de Wat wapens en munitie en artikel 4 van de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus).
Bijzondere aandacht aan het gebruik van strafrechtelijke gegevens in bestuursrechtelijk
verband wordt gegeven in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door
het openbaar bestuur (BIBOB). Bepaalde vergunningen en subsidies kunnen worden
geweigerd op de zogenaamde BIBOB-grond. Dit betekent dat de aanvraag om verlening
van de betreffende vergunning of subsidie kan worden geweigerd, indien er
een ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om
criminele activiteiten te faciliteren (zie artikel 3 van de Wet BIBOB). Dit
gevaar wordt voor een groot deel in kaart gebracht aan de hand van strafrechtelijke
gegevens. In beroep zal de bestuursrechter zich een oordeel moeten vormen
over de weging van deze strafrechtelijke gegevens.
Ook in het kader van het verlenen van vergunningen op grond van lagere
regelgeving, zoals Algemene Plaatselijke Verordeningen kunnen strafrechtelijke
gegevens meewegen bij de vraag of de vergunningverlening verantwoord is. Als
voorbeeld kan genoemd worden de weigering van een ventvergunning aan een persoon
met een strafrechtelijk verleden (zie Afdeling rechtspraak RvS 26 juli
1993, AB 1994, 2) Een ander voorbeeld betreft de weigering van de afgifte
van de verklaring van geen bezwaar wegens criminele antecedenten. Een dergelijke
verklaring is vereist alvorens een vennootschap te kunnen oprichten (zie CBb
25 april 2002, AB 2002, 237).
Alle voornoemde voorbeelden betreffen besluiten waarbij de bestuursrechter
in beroep de bevoegde rechter is. De bestuursrechter zal dus in al die gevallen
de weging van strafrechtelijke gegevens moeten beoordelen.
Het ligt in het verlengde van deze voorbeelden om ook een afwijzende beschikking
met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag door de bestuursrechter
te laten toetsen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner