28 636
Wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ter implementatie van de vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering

nr. 198a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 30 mei 2003

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Met betrekking tot enkele onderdelen hadden zij nadere vragen.

Uit de stukken blijkt, dat bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer enige aandacht is besteed aan de mogelijke toepassing van de Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen op het Schadevergoedingsorgaan. Voor de leden van de CDA-fractie was echter niet geheel duidelijk wat na aanvaarding van dit wetsvoorstel de status van het Schadevergoedingsorgaan zal zijn. Is op beslissingen van het orgaan de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing en moet een benadeelde zich bij verschil van mening tot de bestuursrechter wenden?

Of vervult het orgaan een in de wet aangewezen rol in de civielrechtelijke afwikkeling van schadeclaims en dient de benadeelde zich derhalve ook in procedures tegen het orgaan over de toepassing van deze wet te wenden tot de civiele rechter?

Behoort tot de benadeelden als bedoeld in artikel 27j ook de werkgever van een slachtoffer van een verkeersongeval, zo vervolgden deze leden.

Kan de minister nog eens uiteenzetten hoe de verjaringsregeling werkt zoals neergelegd in artikel 27o? In het bijzonder waren de leden van de CDA-fractie geïnteresseerd in de vraag hoe de regeling van deze bepaling toepassing kan vinden in overgangsgevallen. Een zeer bijzondere situatie doet zich daarbij voor, wanneer het gaat om het geldend maken van aanspraken, terwijl het Schadevergoedingsorgaan er nog niet is. Dat kan met name een probleem zijn, indien naar buitenlands recht aanspraken op schadevergoeding binnen zeer korte tijd, bijvoorbeeld binnen drie maanden, moeten zijn aangemeld bij een schadeverzekeraar op straffe van verval of op straffe van verzwaring van de bewijslast, zo meenden deze leden.

Een volgende vraag betrof het regresrecht van het Schadevergoedingsorgaan als geregeld in artikel 27t. Hoe verhoudt zich dat regresrecht tot het verschijnsel verjaring? Meer specifiek: is het denkbaar, dat het Schadevergoedingsorgaan schade heeft vergoed, maar vervolgens geen regres meer zal kunnen nemen wegens verjaring in de lidstaat waar het regres zal moeten worden uitgeoefend?

Tenslotte vroegen de leden van de CDA-fractie hoe het overgangsartikel III in de praktijk zal uitpakken. Uit het nader voorlopig verslag maakten de leden van de CDA-fractie wel op, dat het Waarborgfonds Motorverkeer en het NBM de nodige voorbereidingen hebben getroffen, maar het is niet duidelijk of dit ook bestaat uit uitoefening van de verplichtingen en rechten als schadevergoedingsorgaan zoals in dit wetsvoorstel voorzien. Een en ander heeft immers ook mogelijke financiële consequenties. Betreft de terugwerkende kracht alleen aanspraken jegens het Schadevergoedingsorgaan? Kan een buitenlands schadevergoedingsorgaan verhaal halen op het Nederlandse Schadevergoedingsorgaan voor schades van na 20 januari 2003, maar voor inwerkingtreding van dit wetsvoorstel? Is eventueel de Staat aansprakelijk jegens buitenlandse organen wegens niet-tijdige implementatie, zo vroegen deze leden tot besluit.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Dölle (CDA), Kohnstamm (D66), Lodders-Elfferich (CDA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD).

Naar boven