nr. 218a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE
ORDENING1
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hadden met instemming kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij hadden altijd al gevonden dat het voorkeursrecht van gemeenten
niet beperkt moet blijven tot gemeenten met een zogenaamde uitbreidingstaakstelling.
Dat dat nu eindelijk mogelijk wordt, is een belangrijke eerste stap in de
richting van een effectiever grondbeleid. In dat kader moet overigens nog
veel gebeuren, en de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA zouden
daarom van de regering willen vernemen wanneer zij verdere initiatieven kunnen
verwachten met betrekking tot de grondpolitiek. Zij vroegen zich bijvoorbeeld
af wanneer van de regering nadere initiatieven zijn te verwachten met betrekking
het mogelijk maken van een zogenaamde exploitatievergunning. Deelt de regering
de zienswijze van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA dat een
dergelijk instrument cruciaal is om de omslag mogelijk te maken van de huidige
concurrentie «om de grond» naar concurrentie «op de grond»?
Bij de behandeling van het initiatiefvoorstel Depla cs. (Kamerstuk nr.
27 750) hebben de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA al gewezen
op het belang van meer transparantie van de grondmarkt. Uit het evaluatieonderzoek
dat de Technische Universiteit Delft naar het functioneren van de Wet Voorkeursrecht
Gemeenten deed, bleek immers dat marktpartijen in toenemende mate «grondposities»
zijn gaan innemen, waarbij zij anticipeerden op veranderingen van bestemmingsplannen
en de vestiging van een mogelijk voorkeursrecht van gemeenten. Het betreft
hier de zogenaamde koopovereenkomsten met uitgestelde levering. De regering
heeft, ook in antwoord op kamervragen een der leden van de fractie van GroenLinks,
toegezegd hiernaar onderzoek te doen (antwoord 8 januari 2003). Deze
toezegging is nog eens herhaald in een schrijven aan de Tweede Kamer, d.d.
19 mei 2003. De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA zouden graag
vernemen wie dit onderzoek verricht en wanneer de resultaten daarvan verwacht
mogen worden.
Tot slot vroegen de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA of de
definitie van het begrip «agrarische bestemming» nog wel toereikend
is. Onder die vlag scharen zich immers steeds meer bedrijfsactiviteiten die
nauwelijks meer voldoen aan wat ooit als het agrarisch bedrijf werd gezien.
Dat heeft consequenties voor het gebruik van de ruimte en de vraag rijst of
die verandering niet ook door moet klinken in de invulling van het begrip
«agrarische bestemming». De leden van de fracties van GroenLinks
en PvdA zouden over deze ontwikkeling graag de zienswijze van de regering
vernemen.
Met belangstelling hadden de fracties van de SGP
en ChristenUnie kennisgenomen van de wijziging
van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Zij waren van mening dat deze wijziging
zinvol is als er samenhang bestaat met andere wetgeving, zoals de grondexploitatiewet.
Deelt de regering deze opvatting? Kan de regering voorts mededelen welke planning
zij nastreeft? De noodzaak van een nieuwe wettelijke regeling is de afgelopen
jaren alleen maar groter geworden. De huidige wettelijke bepalingen laten
gemeenten en private partijen in grote mate onzeker over de vraag welke kosten
behoren tot de grondexploitatie van het complex en voor verhaal in aanmerking
komen. Dit heeft langdurige discussies tussen partijen tot gevolg en een toenemend
aantal rechterlijke procedures en wisselvallige rechterlijke uitspraken.
Het is noodzakelijk dat het tempo in de woningbouwproductie weer wordt
opgevoerd. Nu de nieuwe wet op de Ruimtelijke ordening nog op zich laat wachten
wordt de huidige planschadepraktijk meer en meer problematisch. Het vormt
een van de knelpunten die bij de ontwikkeling van bouwlocaties en bouwplannen
optreden en tot vertraging leiden. Het arrest van de Hoge Raad, waardoor verhaal
van planschadekosten op de belanghebbende(n) van de planologische wijziging
niet meer mogelijk is, heeft tot gevolg dat de gemeente bij nieuwe verzoeken
van particulieren om planherziening of planvrijstelling moet kiezen: hetzij
verlening van planologische medewerking zonder afwenteling van eventueel planschaderisico,
hetzij aanhouding of weigering van planologische medewerking, omdat (onder
meer) de economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel
niet voldoende verzekerd is. Is de minister, nu de onzekerheid bij gemeenten
en marktpartijen blijft, bereid een naar onze mening noodzakelijke nieuwe
planschaderegeling met voorrang aan het parlement aan te bieden, zo vroegen
de leden van de fracties van de SGP en ChristenUnie tot besluit.
De voorzitter van de commissie,
Bierman-Beukema toe Water
De griffier van de commissie,
Janssen
XNoot
1Samenstelling: Schuyer (D66), Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Van den
Oosten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bierman-Beukema (VVD) (voorzitter), Van der Lans (GL), Hessing (LPF), V.Dalen-Schiphorst
(CDA), Van Raak (SP) en Putters (PvdA).