28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen alsmede in verband met een tijdelijk verbod van privatisering van netwerkbedrijven

nr. 110f
MOTIE VAN HET LID VAN DER LANS C.S.

Voorgesteld 1 juli 2003

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegend dat de «Wijziging van de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen» door de regering op meerdere momenten is aangegrepen om met behulp van meerdere nota's van wijziging het karakter van het wetsvoorstel ingrijpend te wijzigen;

overwegend dat de Grondwet in art. 73 advisering van de Raad van State over wetsvoorstellen voorschrijft;

overwegend dat Aanwijzing 277, onderdeel 2 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, bepaalt dat, indien in een ingediend wetsvoorstel door de regering ingrijpende wijzigingen worden aangebracht, de Raad van State over deze wijzigingen wordt gehoord, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten;

overwegend dat de nota's van wijziging met de nummers 8, 13 en 28 ingrijpende wijzigingen inhouden van het oorspronkelijke wetsvoorstel, zonder dat deze aan de Raad van State ter advisering zijn voorgelegd, terwijl ten aanzien van die wijziging niet gebleken is dat dringende redenen zich verzetten tegen het – desgewenst via een spoedprocedure – horen van de Raad van State;

overwegend dat er vanuit de vaste kamercommissie voor Economische Zaken meermalen is aan gedrongen op advisering door de Raad van State over de genoemde wijzigingen;

overwegend dat de minister van Justitie bij brief van 28 mei 2002 desgevraagd aan de Voorzitter van de Kamer heeft laten weten geen voorstander te zijn van introductie van een recht van deze Kamer om de Raad van State om advies te vragen;

overwegend dat daar door deze handelswijze van de regering de mogelijkheden van de Eerste Kamer om tot een afgewogen finaal oordeel te komen onnodig worden beperkt;

spreekt als haar mening uit dat het afzien van het horen van de Raad van State over ingrijpende nota's van wijziging niet voor herhaling in aanmerking komt;

verzoekt de regering op in toekomstige gevallen Aanwijzing 277 onderdeel 2 na te leven, en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Lans

Naar boven