28 229
Wet inzake de geldtransactiekantoren

nr. 302b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 31 mei 2002

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de artikelsgewijze toelichting bij de memorie van toelichting het gebruik van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet onvoldoende toelicht. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of niet vele, vooral fiscale en sociale, wetsvoorstellen in korte termijn door de beide Kamers der Staten-Generaal zijn behandeld welke vervolgens na plaatsing in het Staatsblad van kracht werden. De leden van de CDA-fractie vragen zich vervolgens af waartoe in dit geval de toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet dient.

De voorgestelde Wet inzake de geldtransactiekantoren valt niet onder de uitzonderingen genoemd in artikel 7 van de Tijdelijke referendumwet en is daarmee dus in beginsel referendabel. Dit betekent dat onderhavig wetsvoorstel na bekrachtiging pas na een periode van zes weken in werking mag treden, tenzij het gaat om een spoedeisend geval. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat het noodzakelijk is dat de Wet inzake de geldtransactiekantoren zo spoedig mogelijk, in ieder geval in juni 2002, in werking treedt, omdat de Financial Action Task Force on money laundering in die maand zal evalueren in hoeverre onder andere Nederland maatregelen heeft getroffen om de financiering van terrorisme tegen te gaan. Met het oog daarop wordt gebruik gemaakt van de procedure die artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet biedt voor het regelen van de inwerkingtreding van wetten waarvan de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden.

Sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet is één fiscaal wetsvoorstel (Kamerstuk 28 256) ingediend waarbij gebruik is gemaakt van de uitzondering van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet. Reden hiervoor is dat dit wetsvoorstel een vaste ingangsdatum heeft. Daarnaast geldt in het algemeen dat vooral fiscale en sociale wetten op een vaste ingangsdatum (veelal 1 januari) in werking moeten treden, waarbij gebruik wordt gemaakt van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet. Overigens blijven wetten die onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet van kracht zijn geworden, wel referendabel.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de gemeentelijke kredietbanken ten volle onder de werkingssfeer van de voorgestelde wet vallen.

Een gemeentelijke kredietbank valt onder de werking van de voorgestelde Wet inzake de geldtransactiekantoren voorzover deze beroeps- of bedrijfsmatig geldtransacties uitvoert zoals bepaald in het wetsvoorstel. Zoals de leden van de CDA-fractie aangeven zijn de wisselfaciliteiten van de gemeentelijke kredietbanken beëindigd. Aangezien gemeentelijke kredietbanken tot doel hebben door middel van sociale kredietverlening in de behoeften van burgers te voorzien die voor hun financiering niet elders terecht kunnen, lijkt het overigens niet waarschijnlijk dat gemeentelijke kredietbanken beroeps- of bedrijfsmatig geldtransfers zullen uitvoeren of rentecoupons zullen uit betalen.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of er naast de geldtransfers andere mogelijkheden zijn om geld over te maken. Daarnaast vragen de leden zich af of het mogelijk is geldtransactiepersonen die grote transacties telefonisch overmaken zonder een papieren spoor achter te laten onder de werkingssfeer te brengen.

Naast de geldtransfer kan geld uiteraard worden overgemaakt via reguliere bancaire overboekingen. Geldtransfers worden zowel door een aantal binnen de financiële sector opererende instellingen aangeboden als ook door personen die gebruik maken van informele systemen of netwerken. Via deze informele systemen of netwerken, kunnen – zoals ook al door de leden van de CDA-fractie aangegeven – gelden telefonisch worden overgemaakt zonder dat daarbij een papieren spoor wordt achtergelaten. De personen die op deze wijze geldtransfers aanbieden is het nu reeds op grond van artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992) verboden om bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken. Van dit verbod kan vrijstelling of ontheffing worden verleend.

Met dit wetsvoorstel komt er, in plaats van de vrijstelling of ontheffing ex artikel 82 Wtk 1992, een registratieplicht – met het daarbij behorende toezicht – voor personen die geldtransfers aanbieden waarbij gebruik wordt gemaakt van informele systemen of netwerken.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven