28 189
Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld

nr. 308a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld: 17 mei 2002

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Hoewel zij zich goed konden verenigen met het voorstel, wilden zij meer duidelijkheid over een enkel punt.

In artikel I wordt de Wet toezicht kredietwezen 1992 gewijzigd. De nieuwe typen kredietinstellingen welke elektronisch geld mogen uitgeven worden geregeld onder artikel 1, eerste lid, onderdeel a onder 2°. Het was deze leden opgevallen dat in de memorie van toelichting nadrukkelijk wordt gesteld dat deze instellingen geen krediet mogen verschaffen. Om te beginnen wilden deze leden erop wijzen dat er dan toch sprake zou zijn van een «misnomer»: is het denkbaar dat een viswinkel geen vis verkoopt? Is het wèl denkbaar dat een kredietinstelling geen krediet verschaft? Deze leden waren gaan zoeken naar waar het verlenen van krediet wordt verboden. Zij waren gestuit op het nieuwe artikel 7a, waarin werkzaamheden worden verboden anders dan de werkzaamheden welke daar limitatief worden opgesomd. Toch meenden deze leden dat de gekozen formuleringen, onder andere «het verrichten van met de uitgifte van elektronisch geld samenhangende diensten» het verlenen van krediet niet echt uitsluiten.

Het was voorts duidelijk dat die instellingen buiten de werking van het wetsvoorstel (en de Europese richtlijn) vallen die elektronisch geld uitgeven waarmee slechts binnen die onderneming kan worden betaald. Een elektronische betaalkaart zou slechts een debitkaart zijn met een inleg die alleen in dat bedrijf kan worden besteed. Het eventuele krediet dat daarbij wordt gegeven zou een vorm van consumentenkrediet zijn. Deze leden meenden dat geld kruipt waar het niet gaan kan en vroegen of het verstandig is dat elektronische geld buiten de werkingssfeer van de wet te houden. Is het niet denkbaar dat één Internetbedrijf zelf elektronisch winkelen bij vele aangesloten bedrijven en elektronisch betalen mogelijk maakt?

Tot slot wilden de leden van de CDA-fractie weten welk fiscaal regime van toepassing wordt op de nieuwe «kredietinstellingen» bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°. Worden de verdiensten behandeld zoals de rentemarge van algemene banken?

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Stevens

De griffier van de commissie,

Eliane Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Stevens (CDA) (voorzitter), Schuyer (D66), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Varekamp (VVD), Ter Veld (PvdA), Ruers (SP), Wolfson (PvdA) (plv. voorzitter), De Vries (ChristenUnie), Dupuis (VVD), Bemelmans-Videc (CDA) en Platvoet (GL).

Naar boven