28 051
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet tot aanvulling van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte

28 0811
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs

nr. 233a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2002

Allereerst wil ik de Eerste Kamer danken voor haar medewerking om de bij de Kamer aanhangige wetsvoorstellen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28 081) en inzake de tijdelijke vervanging van kamerleden, statenleden en gemeenteraadsleden (28 051) voortvarend in behandeling te nemen.

Op verzoek van de griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Hoge Colleges van Staat ga ik in op de behandelingstermijn van de hiervoor genoemde voorstellen.

Op grond van artikel 137 van de Grondwet wordt de Tweede Kamer ontbonden na aanvaarding van een voorstel tot wijziging van de Grondwet. Daartoe is een ontbindingsbesluit nodig. Doelstelling van art. 137 Grw. is dat de kiezer zich kan uitspreken over de wijzigingsvoorstellen van de Grondwet. Uitgangspunt daarbij is mijns inziens dat dit een reële periode dient te omvatten. Het gaat hier om de ratio die achter de bijzondere procedure van Grondwetswijziging schuilt (verwezen zij ook naar dr E. van Raalte, Het Nederlandse Parlement, vijfde druk, blz. 227–228; Van der Pot-Donner, Handboek van het Nederlands Staatsrecht, veertiende druk, blz. 173). Om die reden is bijvoorbeeld de datum van ontbinding van de Tweede Kamer als refertedatum voor uiterste behandeling van de voorstellen niet juist. Immers de Tweede Kamer wordt pas na de verkiezingen ontbonden. Het uitgangspunt is, dat een datum van voltooiing van de eerste lezing gevonden moet worden in de ontbindingsprocedure van de Tweede Kamer voorafgaande aan de datum van de verkiezingen.

Op grond van artikel 64 van de Grondwet dient de nieuw te kiezen kamer binnen drie maanden na de ontbinding bijeen te komen. Het is de laatste vijftig jaar gebruikelijk de ontbinding te laten ingaan op het tijdstip waarop ook de normale zittingsperiode zou eindigen.

Er dient dus een Koninklijk Besluit te worden geslagen ter formele ontbinding van de Tweede Kamer met ingang van donderdag 23 mei 2002, de datum waarop de zittingsduur van de huidige Tweede Kamer regulier een einde neemt ingevolge de laatste wijziging van de Kieswet.

Aangezien in het Koninklijk Besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer ook de datum van kandidaatstelling voor de TK-verkiezingen is opgenomen, is het niet wenselijk dat het KB pas op 2 april 2002 (dag van kandidaatstelling) ondertekend wordt. Het ligt in de rede dit enkele dagen daarvoor te doen. Aangezien het op 29 maart Goede Vrijdag is en op 1 april Tweede Paasdag, vallen deze dagen af.

Om die reden wordt 27 maart 2002 aangehouden als de uiterste dag waarop het Koninklijk Besluit tot ontbinding ondertekend en gepubliceerd dient te worden.

Dit betekent dat de laatste dag van behandeling van de voorstellen tot wijziging van de Grondwet door de Eerste Kamer op de laatste vergaderdag voorafgaande aan 2 april, te weten op 26 maart valt. Daardoor kunnen de Grondwetsvoorstellen in eerste lezing op een zodanig tijdstip in het Staatsblad gepubliceerd worden, dat deze overeenkomstig de bedoeling van de Grondwet aan de kiezer kunnen worden voorgelegd dan wel wordt de kiezer in de gelegenheid gesteld te oordelen welk gewicht hij aan de voorstellen wenst te geven bij zijn uiteindelijke stemkeuze.

Ik zou het dan ook zeer op prijs stellen indien de Kamer het daarheen zou leiden dat deze voorstellen uiterlijk 26 maart a.s. worden behandeld, alsmede indien op die datum daarover gestemd zou kunnen worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 234 t/m 234c.

Naar boven