28 018
Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplichtstellen van de identificatieplicht en van de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties door handelaren in zaken van grote waarde

nr. 116a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 28 november 2001

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij merkten op dat het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties («Wet MOT») en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 («Wif»). De bedoeling is dat transacties van grote waarde en handelaren in zaken van grote waarde onder beide wetten gaan vallen. Hierbij moet men denken aan het verkopen van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen en daarnaast nog andere zaken die bij algemene maatregel van bestuur («AMVB») worden aangewezen. De verkopers en de bemiddelaars bij de verkoop van dergelijke zaken moeten de cliënt identificeren en ongebruikelijke transacties (dat wil zeggen transacties die voldoen aan bepaalde indicatoren) melden aan het Meldpunt ongebruikelijke transacties in Zoetermeer. Er komt een AMvB waarin zullen worden opgenomen belastingadviseurs, registeraccountants, makelaars in onroerend goed, advocaten en notarissen.

Deze leden meenden, dat een aantal zaken van principiële aard een nadere toelichting vereist.

Nu beide wetten een ruimer terrein gaan bestrijken dan alleen de financiële dienstverlening (zie ook de wijziging van de tekst van de Wif) is het zeer de vraag of beide wetten nog wel tot het beleidsterrein van de minister van Financiën behoren. De algemene identificatieplicht die in het Wetboek van strafvordering is opgenomen, behoort tot het beleidsterrein van de minister van Justitie. Zou – gelet op de inmiddels zeer ruime reikwijdte van beide wetten, die bovendien in belangrijke mate dienstbaar zijn aan strafrechtelijke opsporing en vervolging – de verantwoordelijkheid voor beide wetten niet moeten overgaan op de minister van Justitie, zo vroegen deze leden.

In het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de Nederlandsche Bank N.V. («DNB»), Stichting Toezicht Effectenverkeer («STE») en Pensioens – en Verzekeringskamer («PVK») worden aangewezen als toezichthouder, zo vervolgden deze leden. Daarnaast kunnen nog ander toezichthouders worden aangewezen. In het wetsvoorstel is hierbij geen rekening gehouden met de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge die wet hebben alleen natuurlijke personen die toezichthouder zijn bevoegdheden, rechtspersonen dus niet. Rechtspersonen zouden hun bevoegdheden moeten ontlenen aan de specifieke wetgeving (in casu Wet MOT en Wif), doch die voorzien daar niet in, zodat DNB, STE en PVK«papieren tijgers» lijken te worden.

Tenslotte merkten de leden van de CDA-fractie op dat de bij Nota van wijziging (21 018, nr. 5) gewijzigde naam luidt: «Wet identificatie bij dienstverlening». Bij deze nota van wijziging is over het hoofd gezien dat ook de Wet op de economische delicten (artikel 1, onder 2) moet worden aangepast. Deze leden meenden dat, het gevolg hiervan zal zijn dat na de inwerktreding van de wetswijziging overtreding van de Wif niet meer strafbaar zal zijn. Immers, de Wet identificatie bij dienstverlening is niet in de Wet op de economische delicten opgenomen. Het zou naar het oordeel van deze leden te ver gaan om in het strafrecht te aanvaarden dat het toch de bedoeling van de wetgever is geweest om overtreding van de Wet identificatie bij dienstverlening strafbaar te stellen. Dit moet met zoveel woorden zijn geregeld. (Zie ook artikel 1 van het Wetboek van strafrecht: Geen feit is strafbaar dan uit hoofde van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling). Het leek deze leden dat deze tekortkoming moet worden gerepareerd.

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Stevens

De griffier van de commissie,

Eliane Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Stevens (CDA) (voorzitter), Schuyer (D66), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Varekamp (VVD), Wöltgens (PvdA), (plv. voorzitter), Ter Veld (PvdA), Ruers (SP), De Vries (ChristenUnie), Dupuis (VVD), Bemelmans-Videc (CDA), Platvoet (GL).

Naar boven