nr. 122a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 28 november 2001
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding
gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende
opmerkingen.
Herziening successie- en schenkingsrecht
De leden van de CDA-fractie merkten naar aanleiding
van de voorgestelde herziening van het successie- en schenkingsrecht het volgende
op. Ingevolge het rapport-Moltmaker zouden de belastinglatenties bij ondernemingsvermogen
voor een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid 45% en voor een BV/NV 25%
behoren te zijn. Ook in de literatuur (zie o.a. Blokland in weekblad FED)
wordt de mening verkondigd dat het juist is de belastinglatenties voor de
reële (nominale) waarde in aftrek te brengen en niet voor een veronderstelde
contante waarde. Een dergelijke benadering past ook in de door de regering
beoogde ruimere faciliteit voor de bedrijfsopvolging.
De staatssecretaris lijkt zich terzake gereserveerd op te stellen. Deze
leden hadden de indruk dat dit wellicht door budgettaire redenen wordt ingegeven.
Is dit juist? Zo ja, zou het dan een optie zijn om belastinglatenties op te
nemen voor de nominale waarde wanneer sprake is van ondernemingsvermogen waarbij
de faciliteit van hoofdstuk IIIA Bedrijfsopvolging van toepassing is?
De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling
van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij konden instemmen met de veranderingen
in het successie- en schenkingsrecht. In de komende jaren zullen verdere verlagingen
noodzakelijk zijn. Daarbij zal de moeilijke problematiek van de bedrijfsopvolging
bijzondere aandacht moeten krijgen. Er zijn echter ook problemen als voortzetting
van de onderneming niet mogelijk is. Is het juist een knelpunt dat in de inkomstenbelasting
is ontstaan via het successierecht op te lossen, zo vroegen deze leden aan
de regering.
BTW-maatregel
Het voorgestelde artikel 42c van de Invorderingswet aansprakelijkheid
bij carrouselfraude gaf de leden van de CDA-fractie
aanleiding het volgende op te merken.
a. Voordeel fictie
Het wettelijk vermoeden van het voorgestelde artikel 42c tweede lid knoopt
aan bij de in rekening gebrachte vergoeding. Deze leden vroegen of deze fictiebepaling
niet eenvoudig omzeild kan worden door in ieder geval te zorgen voor facturen
waarop een marktconforme prijs wordt gehanteerd. Partijen die willens en wetens
frauderen zullen hier zeker gebruik van maken. Richt deze maatregel zich aldus
niet per definitie op de verkeerde marktpartijen?
b. Extraterritoriale werking
Volgens de memorie van toelichting sluit de voorgestelde regeling niet
uit dat tot aansprakelijkheid van niet-ingezetenen wordt gekomen. Deze leden
vroegen in hoeverre daadwerkelijke invordering bij een niet-ingezetene kans
van slagen heeft. Wellicht kan de regering op dit punt een nadere toelichting
verschaffen.
c. Faillissement en surseance
De onderhavige aansprakelijkheid kan geen betrekking hebben op niet voldane
BTW bij een levering door een leverancier die in surseance van betaling verkeert,
failliet is verklaard of voor wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
geldt, zo bepaalt het derde lid van het voorgestelde artikel 42c. Volgens
de memorie van toelichting is hier sprake van bonafide situaties, aansprakelijkheid
is dan niet aan de orde, ook al wist de afnemer dat de BTW niet (volledig)
zou worden voldaan. De leden van de CDA-fractie vroegen of deze maatregel
geen ongewenst effect zal hebben op de levenskansen van ondernemers in moeilijkheden.
Immers, afname van goederen tegen een lage prijs in het zicht van surseance/faillissement
is risicovol. Is het faillissement eenmaal uitgesproken, dan loopt de afnemer
opeens geen enkel risico meer. Een failliete ondernemer wordt hierdoor een
aantrekkelijke leverancier.
Hiernaast zagen deze leden niet in waarom handelspartners van failliete
ondernemers per definitie van aansprakelijkheid worden uitgesloten. Waarom
is niet gekozen voor een aparte disculpatiemogelijkheid?
Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Stevens
De griffier van de commissie,
Eliane Janssen
XNoot
1Samenstelling: Boorsma (CDA), Stevens (CDA), (voorzitter), Schuyer (D66), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Varekamp (VVD),
Wöltgens (PvdA), (plv. voorzitter), Ter Veld
(PvdA), Ruers (SP), De Vries (ChristenUnie), Dupuis (VVD), Bemelmans-Videc
(CDA), Platvoet (GL).