28 013
Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I – Arbeidsmarkt en inkomensbeleid)

nr. 120
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

15 november 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2002 wenselijk is maatregelen te treffen inzake het arbeidsmarktbeleid, de bestrijding van de armoedeval alsmede het beloningsbeleid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 FISCALE WETGEVING

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 1.7a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de toepassing van artikel 8.21 is het eerste lid, aanhef en onderdeel a, van overeenkomstige toepassing.

B. In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat 
IIIIIIIV
€ 15 331 2,95%
€ 15 331€ 27 847€   452 8,45%
€ 27 847€ 47 745€ 1 50942%
€ 47 745€ 9 86652%

Ba. Het in artikel 3.141, eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 3 494.

C. Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «en zijn jonger dan 27-jarige kinderen;» vervangen door: , zijn jonger dan 27-jarige kinderen en tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een persoon voor de toepassing van deze bepaling als ernstig gehandicapt wordt beschouwd;.

2. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel f door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. ziekte en invaliditeit van bij de belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer ouders, broers of zusters voor de toepassing van deze bepaling als zorgafhankelijk worden beschouwd.

Ca. Artikel 6.17 wordt als volgt gewijzigd: In onderdeel c wordt «€ 340 (f 749)» vervangen door: € 113 (f 249).

D. Aan artikel 6.17 wordt, onder nummering van het enige lid tot eerste lid, toegevoegd:

2. Als hulpmiddel wordt mede aangemerkt een middel dat de belastingplichtige in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard van de hulpmiddelen ter zake waarvan uitgaven in aanmerking kunnen worden genomen.

E. Artikel 6.18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «artikel 6.17, onderdeel a,» vervangen door: artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a,.

2. In het zesde lid wordt «artikel 6.17, onderdeel e,» vervangen door: artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e,.

F. Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid in respectievelijk derde en vierde lid, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Het bedrag aan buitengewone uitgaven dat op grond van het eerste lid in aanmerking wordt genomen, wordt verhoogd:

a. met een kwart indien in het voorafgaande kalenderjaar bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner buitengewone uitgaven in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat;

b. met de helft indien in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner buitengewone uitgaven in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat.

2. In het in derde lid vernummerde tweede lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste en het tweede lid.

3. In het in vierde lid vernummerde derde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en het derde lid.

G. Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt «en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door «en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. de toetrederskorting (artikel 8.21).

H. Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «en combinatiekorting» vervangen door: , combinatiekorting en toetrederskorting. Voorts wordt «en de combinatiekorting.» vervangen door: , de combinatiekorting en de toetrederskorting.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

5. De belastingplichtige die uitsluitend door zijn overlijden in het kalenderjaar of het overlijden van zijn partner niet voldoet aan de voorwaarde van het eerste lid inzake het gedurende meer dan zes maanden hebben van dezelfde partner in het kalenderjaar wordt, voor de toepassing van dit artikel, geacht meer dan zes maanden dezelfde partner te hebben gehad.

I. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1 647.

J. Aan artikel 8.11 wordt na het tweede lid een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3. In afwijking van het tweede lid wordt:

a. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 13,575% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 176;

b. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 16,530% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 403;

c. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 19,485% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 630.

K. Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de leeftijd van 16 jaar» vervangen door: de leeftijd van 18 jaar.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

5. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel, met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

L. Artikel 8.13 wordt vervangen door:

Artikel 8.13 Aanvullende kinderkorting

1. De aanvullende kinderkorting geldt voor de belastingplichtige indien:

a. voor hem de kinderkorting geldt, en

b. het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner niet hoger is dan € 28 096.

2. De aanvullende kinderkorting bedraagt:

a. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van niet meer dan € 25 704: € 428;

b. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van meer dan € 25 704 maar niet meer dan € 28 096: € 341.

3. Het in het tweede lid, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 30 indien in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden tot het huishouden van de belastingplichtige ten minste drie kinderen behoren die in belangrijke mate door hem of zijn partner worden onderhouden en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige of zijn partner staan ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder partner mede verstaan de in artikel 3.91, tweede lid, onderdeel b, 2° tot en met 5° bedoelde verbonden personen.

M. Artikel 8.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, wordt vervangen door:

2. De combinatiekorting bedraagt € 190.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

3. Het tweede lid wordt met ingang van 1 januari 2003 vervangen door:

2. De combinatiekorting bedraagt: € 206.

4. Het tweede lid wordt met ingang van 1 januari 2004 vervangen door:

2. De combinatiekorting bedraagt: € 218.

N. In artikel 8.15 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

O. In artikel 8.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «12 jaar» vervangen door: 16 jaar.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel c, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

Oa. Het in artikel 8.17, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 289.

P. Na artikel 8.20 wordt een artkel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.21 Toetrederskorting

1. De toetrederskorting geldt voor de belastingplichtige die als gevolg van het gaan verrichten van arbeid in het kalenderjaar of het voorafgaande kalenderjaar, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden:

a. is opgehouden met het genieten van een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening kunstenaars of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

b. is opgehouden met het verrichten van arbeid als bedoeld in de artikelen 4 of 5 van de Wet inschakeling werkzoekenden;

c. is opgehouden met het verrichten van arbeid als bedoeld in de artikelen 2 of 7 van de Wet sociale werkvoorziening;

d. is opgehouden met het verrichten van arbeid, waarvoor de werkgever krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies een vergoeding ontving als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, en

e. hij met die arbeid in het kalenderjaar ten minste € 7 692 aan winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden geniet of ter zake van die arbeid in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek.

De eerste volzin geldt slechts indien de daarin bedoelde uitkeringen of de daarin bedoelde arbeid tezamen in een periode van achttien maanden gedurende twaalf maanden of meer hebben plaatsgevonden en deze periode direct voorafgaat aan het moment waarop de belastingplichtige is opgehouden bedoelde uitkeringen te genieten of bedoelde arbeid te verrichten en hij in de voorafgaande kalenderjaren nog niet een toetrederskorting heeft genoten.

Voor de toepassing van de aanhef van de eerste volzin wordt onder gesubsidieerde arbeid verstaan arbeid als bedoeld in de onderdelen b, c en d van die volzin.

2. De toetrederskorting geldt ook voor de belastingplichtige die in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten blijft genieten, maar voor het overige voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid.

3. De toetrederskorting bestaat uit drie tranches, waarvan de eerste tranche in het kalenderjaar in aanmerking wordt genomen, de tweede tranche in het volgende kalenderjaar en de derde tranche in het tweede volgende kalenderjaar en bedraagt:

Totale toetrederskortingtranche van het kalenderjaartranche van het volgende kalenderjaartranche van het tweede volgende kalenderjaar
€ 2 269€ 1 361€ 454€ 454

De tranche van een volgend kalenderjaar wordt in dat jaar niet meer in aanmerking genomen:

a. in de situatie van een toetrederskorting op de voet van het eerste lid, indien de belastingplichtige in dat jaar of het voorafgaande jaar:

1°. weer een uitkering geniet als bedoeld in de eerste volzin, onderdeel a, van dat lid;

2°. arbeid verricht als bedoeld in de eerste volzin, onderdelen b tot en met d, van dat lid;

3°. niet meer voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in de eerste volzin, onderdeel e, van dat lid, of

4°. recht heeft op of een uitkering geniet als bedoeld in de hoofdstukken IIA of IIB van de Werkloosheidswet;

b. in de situatie van een toetrederskorting op de voet van het tweede lid, indien de belastingplichtige in dat jaar of het voorafgaande jaar:

1°. een uitkering geniet ingevolge de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

2°. arbeid verricht als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, onderdelen b tot en met d;

3°. niet meer voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel e, of

4°. recht heeft op of een uitkering geniet als bedoeld in de hoofdstukken IIA of IIB van de Werkloosheidswet.

4. De belastingplichtige aan wie op grond van artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden, of op grond van het krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies vastgestelde artikel 4, tweede lid, van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals deze artikelleden luidden op 31 december 2001, door de gemeente een eenmalige subsidie is of kan worden toegekend, heeft geen recht op de toetrederskorting.

5. Voor de toepassing van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Q. In artikel 9.3, tweede lid, wordt na onderdeel h, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de toetrederskorting.

R. In artikel 10.1, eerste volzin, wordt «8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, en derde volzin» vervangen door «8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, en derde volzin, alsmede het derde lid» en wordt na «8.18» ingevoegd: 8.21, derde lid,.

S. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Bij het begin van het kalenderjaar worden de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen a en b, en derde lid, vermelde percentages en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages en een ander bedrag.

2. In het tweede lid wordt «onderdeel a» vervangen door: artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a,.

3. In het derde lid wordt de aanhef vervangen door: Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, wordt berekend door het verschil van het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, genoemde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van.

4. In het vierde lid wordt «onderdeel b» vervangen door: artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b,.

5. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid in respectievelijk zesde en zevende lid, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, dat komt te luiden:

5. Het percentage in artikel 8.11, derde lid, onderdeel a, respectievelijk onderdelen b en c, wordt berekend door het verschil van het in dat onderdeel a, respectievelijk onderdelen b en c, genoemde bedrag en het in dat artikel, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van

a. het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, verminderd met het werknemersaandeel in de premie volgens de Werkloosheidswet en vermeerderd met het werkgeversaandeel in de premie volgens de Ziekenfondswet, en

b. het volgens het vierde lid berekende bedrag.

6. In het tot zevende lid vernummerde zesde lid wordt «tweede en derde lid» vervangen door: tweede, derde en vijfde lid.

T. Na artikel 10.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.7a Indexering inkomensgrens toetrederskorting

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 8.21, eerste lid, onderdeel e, genoemde bedrag bij ministeriële regeling vervangen en gesteld op 50% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag genoemde bedrag verminderd met het werknemersaandeel in de premie volgens de Werkloosheidswet en vermeerderd met het werkgeversaandeel in de premie volgens de Ziekenfondswet.

ARTIKEL IA

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voorts als volgt gewijzigd:

A. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, genoemde percentage wordt vervangen door: 10,699%.

2. Het in het tweede lid, derde volzin, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 955.

3. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde percentage wordt vervangen door: 13,654%.

4. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1 182.

5. Het in het derde lid, onderdeel b, genoemde percentage wordt vervangen door: 16,608%

6. Het in het derde lid, onderdeel b, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1 409.

7. Het in het derde lid, onderdeel c, genoemde percentage wordt vervangen door: 19,563%.

8. Het in het derde lid, onderdeel c, genoemde bedrag wordt vervangen door € 1 636.

B. Het in artikel 8.13, tweede lid, onderdeel a, vermelde bedrag wordt vervangen door: € 372. Voorts wordt in het derde lid het vermelde bedrag vervangen door: € 60.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. Vervallen

B. Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «doorstroombanen» ingevoegd: , zoals deze bepalingen luidden op 31 december 2001.

2. In onderdeel b wordt na «subsidie» ingevoegd: , zoals deze bepaling luidde op 31 december 2001.

3. In onderdeel c wordt na «subsidie» ingevoegd: , zoals deze bepaling luidde op 31 december 2001.

C. In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat 
IIIIIIIV
€ 15 331 2,95%
€ 15 331€ 27 847€   452 8,45%
€ 27 847€ 47 745€ 1 50942%
€ 47 745€ 9 86652%

D. Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1648.

E. Aan artikel 22a wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde en het vierde lid in onderscheidenlijk het vierde en het vijfde lid, een nieuw lid ingevoegd dat komt te luiden:

3. In afwijking van het tweede lid, wordt:

a. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 13,575% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, vervangen door € 1176;

b. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 16,530% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, vervangen door € 1403;

c. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijdvan 62 jaar heeft bereikt, het percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 19,485% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, vervangen door € 1630.

Ea. Het in artikel 22b, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 289.

F. Vervallen

G. Vervallen

ARTIKEL IIA

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt voorts als volgt gewijzigd:

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, onderdeel b, genoemde percentage wordt vervangen door: 10,699%.

2. Het in het tweede lid, tweede volzin, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 955.

3. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde percentage wordt vervangen door: 13,654%.

4. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1 182.

5. Het in het derde lid, onderdeel b, genoemde percentage wordt vervangen door: 16,608%

6. Het in het derde lid, onderdeel b, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1 409.

7. Het in het derde lid, onderdeel c, genoemde percentage wordt vervangen door: 19,563%

8. Het in het derde lid, onderdeel c, genoemde bedrag wordt vervangen door € 1 636.

ARTIKEL III

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. Vervallen

B. Vervallen

C. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: Het eerste lid, onderdeel c wordt vervangen door:

c. de afdrachtvermindering onderwijs beloopt met betrekking tot de in artikel 14, eerste lid onderdelen a tot en met d, bedoelde werknemers: € 2400 per kalenderjaar. De afdrachtvermindering onderwijs beloopt met betrekking tot de in artikel 14, eerste lid, onderdeel e, bedoelde werknemer: € 1529 per kalenderjaar;,

D. Vervallen

E. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat komt te luiden:

e. de werknemer die een bij ministeriële regeling vast te stellen vorm van scholing volgt die gericht is op het op een startkwalificatieniveau brengen van personen die dat niveau missen.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt ingevoegd:

4. Het eerste lid, aanhef en onderdeel e, is niet van toepassing indien:

a. de werknemer op het tijdstip waarop deze de opleiding begint te volgen jonger is dan 23 jaar;

b. het loon van de werknemer in het desbetreffende loontijdvak meer bedraagt dan het in het tweede lid, tweede volzin, genoemde toetsloon, of

c. de werkgever niet over een verklaring beschikt waarin het Centrum voor werk en inkomen verklaart dat de werknemer vóór indiensttreding een werkloze zonder startkwalificatie is.

3. Na het in zesde lid vernummerde vijfde wordt een lid toegevoegd:

7. De inhoudingsplichtige bewaart een afschrift van de in het vierde lid, onderdeel c, bedoelde verklaring bij de loonadministratie.

F. In artikel 15a, eerste lid, tweede volzin, wordt «7 percent» vervangen door: 12 percent. Voorts wordt in die volzin «14 percent» vervangen door: 19 percent.

G. Vervallen

Ga. In artikel 17, tweede lid, wordt onder verlettering van onderdeel b in onderdeel c, na onderdeel a, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

b. met betrekking tot de niet in Nederland wonende zeevarende die aan de loonbelasting is onderworpen: 10 percent;.

Gb. Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid in respectievelijk eerste tot en met vierde lid, vervalt het eerste lid.

2. In het tot eerste lid vernummerde tweede lid, vervalt: en doet hij hiervan jaarlijks opgaaf aan de inspecteur.

3. Het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt vervangen door:

2. De inhoudingsplichtige bewaart en registreert met betrekking tot het schip of de schepen waarop een of meer zeevarenden werkzaam zijn met betrekking tot wie de afdrachtvermindering zeevaart wordt toegepast:

a. afschriften van monsterrollen als bedoeld in artikel 33 van de Zeevaartbemanningswet;

b. afschriften van zeebrieven als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Zeebrievenwet;

c. indien het betreft zeeschepen die zijn bestemd voor sleep- en hulpverleningswerkzaamheden op zee die worden gebezigd voor het verrichten van deze werkzaamheden aan zeeschepen: afschriften van certificaten van deugdelijkheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Schepenwet.

4. Het tot derde lid vernummerde vierde lid wordt vervangen door:

3. De inhoudingsplichtige legt vast met betrekking tot welke zeevarenden hij in het kalenderjaar de afdrachtvermindering zeevaart heeft toegepast, alsmede het schip of de schepen waarop die zeevarenden werkzaam zijn geweest onder vermelding van de periode waarin dit plaatsvond.

5. In het tot vierde lid vernummerde vijfde lid, wordt «de in het vierde lid bedoelde opgaaf na terugontvangst daarvan» vervangen door: de in het tweede lid bedoelde afschriften en de in het derde lid bedoelde vastleggingen. Vervolgens wordt «loonboekhouding» vervangen door: loonadministratie.

6. Na het tot vierde lid vernummerde vijfde lid, wordt een nieuw lid toegevoegd luidende:

5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in het tweede en derde lid genoemde verplichtingen.

H. In artikel 26a, vierde lid, wordt na de eerste volzin ingevoegd: De overdrachtsprijs wordt gesteld op de waarde die ten tijde van de vervreemding in het economische verkeer aan het arbo-bedrijfsmiddel kan worden toegekend.

I. Artikel 30a wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid wordt «artikel 5, zesde lid» vervangen door: artikel 5, achtste lid.

J. Vervallen

HOOFDSTUK 2 SOCIALE ZEKERHEIDSWETGEVING

ARTIKEL IV

Indien artikel 81 van het bij koninklijke boodschap van 6 april 2001 ingediende voorstel van wet Invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen) (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 665) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt de Wet inschakeling werkzoekenden gewijzigd als volgt:

A. Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot tweede tot en met zesde lid, vervallen het tweede en derde lid.

2. Het tot tweede vernummerde lid komt te luiden:

2. Het gemeentebestuur stelt voor het verstrekken van subsidie aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, bij verordening regels vast.

3. In het tot zesde vernummerde lid wordt «zevende» vervangen door: vijfde.

B. In artikel 3a, derde lid, wordt «Artikel 3, vierde lid,» vervangen door: Artikel 3, tweede lid,.

C. Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a Overgang eenmalige subsidie werkaanvaarding

Artikel 3, tweede en derde lid, en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op 31 december 2001, blijven van toepassing op een persoon, die vóór de inwerkingtreding van de Wet van .. houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I- Arbeidsmarkt en inkomensbeleid) overeenkomstig die bepalingen een overeenkomst tot het verrichten van arbeid heeft gesloten of werkzaamheden als zelfstandige is gaan verrichten.

ARTIKEL V

De Wet sociale werkvoorziening wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

Artikel 10

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een subsidie van het Rijk aan de gemeenten in verband met de inkoop door de gemeenten van diensten in het kader van arbeidsbemiddeling ten behoeve van de werknemers.

ARTIKEL VA

De Wet financiering volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

Voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen bij wege van aanslag wordt onder premie-inkomen verstaan het belastbare inkomen uit werk en woning, bepaald volgens de regels van hoofdstuk 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De toerekening van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen van de premieplichtige en zijn partner geschiedt overeenkomstig artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. In het geval de premieplichtige en zijn partner beiden belastingplichtig zijn, geldt de gemaakte keuze, bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, van die wet, zowel voor de heffing van de inkomstenbelasting als voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen.

ARTIKEL VB

Vervallen

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL VI OVERGANGSRECHT INKOMSTENBELASTING

Voor het kalenderjaar 2002 worden voor de toepassing van artikel 6.24, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling regels gesteld inzake welke gegevens van het kalenderjaar 2000 in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van genoemd artikel 6.24, tweede lid, onderdeel b.

ARTIKEL VIA OVERGANGSRECHT INKOMSTENBELASTING

De in artikel 8.21, eerste en tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde toetrederskorting geldt niet voor de belastingplichtige die vóór 1 juli 2001 reeds voldeed aan de in die leden omschreven voorwaarden.

ARTIKEL VII OVERGANGSRECHT INKOMSTENBELASTING

Voor het kalenderjaar 2002 wordt in afwijking van artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 de tekst van het derde lid van dat artikel als volgt gelezen:

3. In afwijking van het tweede lid wordt:

a. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 12,834% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 119;

b. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 15,046% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 289;

c. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, het percentage, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 17,272% en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde volzin, vervangen door € 1 460.

ARTIKEL VIII OVERGANGSRECHT LOONBELASTING

Artikel 11b van de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt per 1 januari 2004.

ARTIKEL IX OVERGANGSRECHT WET VERMINDERING AFDRACHT LOONBELASTING EN PREMIE VOOR DE VOLKSVERZEKERINGEN

Voor de toepassing van artikel 15a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen moet voor het kalenderjaar 2000 het begrip «resultaat uit overige werkzaamheden» worden opgevat als inkomsten uit arbeid uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met de aftrekbare kosten, bedoeld in artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL IXA SAMENLOOPBEPALING

1. Ingeval de samenloop van wetten die in 2001 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, herstelt Onze Minister van Financiën dat bij ministeriële regeling.

2. Ingeval de samenloop van wetten die in 2001 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in de Coördinatiewet Sociale Verzekering, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de Coördinatiewet Sociale Verzekering, herstelt Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat bij ministeriële regeling.

ARTIKEL X INWERKINGTREDING

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2002, met dien verstande dat artikel I, onderdeel Ca, artikel III, onderdeel Ga, en artikel VA terugwerken tot en met 1 januari 2001.

2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdeel J, derde lid, en artikel II, onderdeel E, derde lid, in werking met ingang van 1 april 2002.

3. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen K, eerste lid en L, in werking met ingang van 1 juli 2002.

4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IA, onderdeel A en B, en artikel IIA in werking met ingang van 1 januari 2003.

5. In afwijking van het eerste lid treedt van het in artikel I, onderdeel L, opgenomen artikel 8.13, het vierde lid in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

6. Artikel I en artikel II vinden toepassing nadat afdeling 10.1 van de Wet IB 2001 en artikel 11, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2002 zijn toegepast.

7. Artikel III vindt toepassing nadat de artikelen 30 en 30a van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen bij het begin van het kalenderjaar 2002 zijn toegepast.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Financiën,

Naar boven