nr. 365a
MEMORIE VAN ANTWOORD
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorlopig verslag
van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat.
Wij gaan hieronder in op de vragen die zijn gesteld en de opmerkingen die
zijn gemaakt door de leden van de CDA-fractie.
Het agentschap ITO kent, net als andere agentschappen, een baten-lastenstelsel,
zo antwoorden wij de leden van de CDA-fractie. Dit houdt in dat de kosten
die het agentschap ITO maakt volledig worden gedekt door inkomsten die daar
tegenover staan. Om deze reden is het noodzakelijk dat het agentschap ITO
aan alle afnemers van zijn diensten kostendekkende tarieven in rekening brengt.
Hierbij maakt het ten principale geen verschil of het gaat om kosten voor
landelijke ICT voorzieningen, als bedoeld in het eerste lid, of om kosten
voor regionale ICT-voorzieningen, als bedoeld in het tweede lid.
Deze leden hebben gevraagd of het niet zinvoller zou zijn om een en ander
via het budget te verrekenen. Een dergelijke constructie is op zich zelf genomen
denkbaar. Met de instelling van een agentschap wordt het echter mogelijk een
koppeling aan te brengen tussen kosten enerzijds en prestaties anderzijds.
Door de kosten op de voorgestelde wijze aan de afnemers in rekening te brengen,
vindt een voor alle afnemers optimale kostentoerekening plaats, omdat in de
tariefstelling rekening kan worden gehouden met het werkelijk gebruik van
de verleende ICT-diensten. Verrekening via het budget zou afbreuk doen aan
de eerdergenoemde koppeling.
Naar aanleiding van de vragen die de leden van de CDA-fractie hebben gesteld
met betrekking tot artikel 53d, tweede lid, merken wij het volgende op. Ingevolge
artikel 53d, tweede lid, kunnen korpsbeheerders de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken zorg te dragen voor informatie- en
communicatievoorzieningen en het beheer daarvan. Ingevolge het vijfde lid
van het voorgestelde artikel, is het agentschap ITO belast met de uitvoering
van de werkzaamheden in dat verband. Inwilliging van het verzoek van de korpsbeheerder(s)
leidt er dan ook toe, dat het agentschap ITO, dat ressorteert onder het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de werkzaamheden bij het desbetreffende
politiekorps verricht. In die zin staat de minister voor het agentschap, zoals deze leden aangeven. Het gaat dan met name om systemen die de
politiële processen ondersteunen en om ICT werkzaamheden ter bevordering
van de standaardisatie en uniformiteiteit van applicaties en infrastructuren
binnen de politie, waarmee de doelmatige bedrijfsvoering van de politie is
gediend. Gelet op diens verantwoordelijkheid op het terrein van de informatie-
en communicatietechnologie voor de politie, alsmede gelet op diens verantwoordelijkheid
voor het onder hem ressorterende agentschap ITO, is het niet wenselijk dat
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder alle omstandigheden
zonder meer zou moeten voldoen aan elk verzoek van de korpsbeheerder(s). Met
de zinsnede«indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is» is in
artikel 53d, tweede lid, verzekerd dat de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties – voor hem: het agentschap ITO- een zekere ruimte
heeft bij de beoordeling van verzoeken van de korpsbeheerder(s) en in een
voorkomend geval een verzoek kan afwijzen. Wij vermogen niet in te zien dat
in dit verband sprake zou zijn van een spanning tussen het streven naar een
doelmatige bedrijfsvoering en een politiek-bureaucratisch streven naar beheersing,
zoals deze leden suggereerden.
De vraag of BTW verschuldigd is, indien het gaat om communicatievoorzieningen
op verzoek van een individueel korps en tegen betaling, beantwoorden wij negatief.
Ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Zesde BTW Richtlijn van de Raad (77/388/EEG,
Publikatieblad nr. L 262 van 15/10/1977, blz. 44) worden publiekrechtelijke
lichamen niet aangemerkt als belastingplichtigen (voor de BTW) voor de werkzaamheden
die zij als overheid verrichten. Door de belastingdienst zijn de activiteiten
die het agentschap ITO op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie
aan de tot de sector openbare orde en veiligheid behorende instanties verricht
aangemerkt als overheidshandelingen en als zodanig niet aan BTW onderworpen.
Het doorberekenen van de integrale kosten vereist dat het agentschap ITO
per dienst systematisch inzichtelijk maakt uit welke elementen het in rekening
gebrachte tarief is opgebouwd, zo vervolgen wij ons antwoord aan deze leden.
In dat verband zijn die elementen in de memorie van toelichting nader omschreven.
Los van de vraag of wij ook andere belangrijke details hadden kunnen vermelden,
hebben wij met de gegeven opsomming van elementen inzicht willen bieden in
de gehanteerde kostentoerekening per product of dienst.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries