nr. 244c
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
De leden van de CDA-fractie kunnen niet inzien waarom het zo moeilijk
is aan de twee door de staatssecretaris genoemde categorieën in het kader
van de hardheidsclausule, te weten gevallen, waarin de verbetering van de
werkc.q. reïntegratiemogelijkheden centraal staan, een derde categorie
toe te voegen. Deze categorie betreft dan de jonggehandicapten, die aantoonbaar
in gezins- of familieverband leven als gevolg van een geconstateerde zorgafhankelijkheid.
De leden vragen zich af of dit betekent dat de staatssecretaris het nakomen
door de ouders van de zorgplicht, die veelal intramurale opname voorkomt,
niet van belang acht? Is dit ook niet in strijd met het kabinetsbeleid, dat
juist het zorgen voor elkaar wil aanmoedigen?
De aanleiding tot dit wetsvoorstel is gelegen in het feit dat de regering
van oordeel is dat de door de Tweede Kamer bij amendement aan het wetsvoorstel
toegevoegde hardheidsclausule niet goed door middel van bij algemene maatregel
van bestuur te stellen regels kan worden uitgewerkt. Een hardheidsclausule
kan feitelijk alleen voor individuele gevallen soelaas bieden. Daarom is besloten
de bevoegdheid om in bepaalde gevallen af te wijken van de wet niet uit te
werken in een algemene maatregel van bestuur, maar dit uitsluitend in de wet
zelf neer te leggen, en het vervolgens aan het zelfstandig bestuursorgaan
over te laten aan deze bevoegdheid invulling te geven. Het is derhalve niet
mogelijk, noch wenselijk gezien het karakter van een hardheidsclausule, om
richtsnoeren hiervoor te geven aan het UWV. Het UWV is op de hoogte gesteld
van de opvattingen van de kamer. Een afschrift van de desbetreffende brieven
treft u hierbij aan1.
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de staatssecretaris toch
niet alsnog bereid is tot enige verruiming te komen, door bijvoorbeeld op
Europees niveau de regelingen die nu uitgezonderd zijn van de lijst te halen,
terwijl gelijktijdig bepaalde beperkingen worden gesteld, bijvoorbeeld naar
analogie van de ontwerprichtlijn rechtspositie langdurig gevestigde derde-landers.
In de notitie aan de Tweede Kamer m.b.t. het exportverbod in de Wajong
is aangegeven dat aan het verbinden van referte-eisen aan de export van een
Wajong-uitkering in het licht van Europese regelgeving grote risico's zijn
verbonden. Deze risico's houden verband met mogelijke strijd van deze referte-eisen
met algemene beginselen van EU-recht, zoals het verbod van (in)directe
discriminatie en het vrij verkeer van werknemers. De ontwerprichtlijn rechtspositie
langdurig gevestigde derde-landers voorziet in een gelijke behandeling op
het gebied van sociale bescherming voor onderdanen van derde landen die langdurig
ingezetene zijn van een lidstaat. Deze referte-eis is in het kader van de
Europese regelgeving toegestaan, omdat de hiervoor genoemde algemene beginselen
van EU-recht uitsluitend gelden voor onderdanen van de EU-lidstaten en niet
voor onderdanen van derde landen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst