27 798
Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken)

nr. 280a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE 1

Vastgesteld 2 mei 2002

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hadden geen bezwaar tegen en zijn zelfs voorstander van, stroomlijning van de procedure met betrekking tot de behandeling van gratieverzoeken, mits daarbij geen wezenlijke inbreuk wordt gemaakt op het door de Grondwet toegekende recht om gratie te verzoeken. Zij hadden in het licht van het vorenstaande enkele vragen.

Met betrekking tot het formulier vroegen de leden van de PvdA-fractie het volgende. Wat draagt het formulier-vereiste bij aan stroomlijning in die gevallen, waarin een niet per formulier ingediend verzoek alle in artikel 3, lid 1 genoemde gegevens bevat? Uit de behandeling in de Tweede Kamer maakten deze leden op, dat het beoogde formulier al bestaat. Zij zouden dit formulier graag zien. Uit punt 4 van de memorie van toelichting kan worden afgeleid, dat het formulier zal worden toegestuurd aan diegenen die gratie verzoeken zonder formulier. Was het niet beter geweest dit uitdrukkelijk in de wet te regelen?

Met betrekking tot artikel 5, lid 2 vroegen de leden van de PvdA-fractie in wat voor gevallen er aanleiding zal bestaan de veroordeelde te horen. Wie zal het verhoor doen? Zullen dit soort verhoren ook elders dan in Den Haag (kunnen) plaatsvinden?

Vervolgens vroegen deze leden de regering nog beter dan tot nu toe is gebeurd te onderbouwen waarom de ondergrens van de ontvankelijkheid van een gratieverzoek met betrekking tot een geldboete verhoogd is met 50%. Waarom heeft de regering gemeend voorbij te kunnen gaan aan de opmerkingen vanuit NVVR en NOVA, dat zodoende wel degelijk schrijnende gevallen van gratie worden uitgesloten, zeker gezien de mogelijkheid van cumulatie van geldboeten?

Kan de regering tenslotte toelichten, waarom zij meent, dat het passend is bij ministeriële regeling voorschriften te geven omtrent de inrichting van het rechterlijk advies?

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Dölle (CDA), Kohnstamm (D66), De Wolff (GL), Lodders-Elfferich (CDA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD)

Naar boven