nr. 10h
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 april 2002
Op 5 maart j.l heeft de Eerste Kamer een motie van het lid Platvoet (27 751,
EK nr. 10f) aanvaard, waarin werd uitgesproken dat het wetsvoorstel dualisering
gemeentelijke medebewindsbevoegdheden pas mag worden ingediend na ommekomst
van de resultaten van de evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur.
Tegen de motie stemden de fracties van PvdA en VVD, voor de andere fracties.
Ik heb besloten deze motieniet uit te voeren om
de volgende redenen.
1. In lijn met het kabinetsstandpunt over het rapport van de Staatscommissie
«Dualisme en lokale democratie» acht ik een spoedige totstandkoming
van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden van groot belang.
Een concept hiervan heb ik onlangs voor advies aan de VNG en het IPO gezonden.
Het is mijn streven dat deze wet medio 2003 in werking treedt. Door middel
van deze wet krijgt het nieuwe, gedualiseerde gemeentelijke bestuursstelsel
zijn beoogde invulling. De beoogde concentratie van bevoegdheden bij het college
van burgemeester en wethouders komt namelijk dan pas in substantiële
mate tot stand.
2. Het leggen van een verband tussen de evaluatie van de Wet dualisering
gemeentebestuur en de indiening van het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke
medebewindsbevoegdheden, zoals in de motie gebeurt, acht ik niet voor de hand
liggend. Immers, de Wet dualisering gemeentebestuur betreft vooral de inrichting
van het gemeentebestuur en maar in beperkte mate de verdeling van bestuursbevoegdheden
over de gemeentelijke bestuursorganen. Omgekeerd wordt de waarde van de evaluatie
wel vergroot indien zij ook de dualisering van de bestuursbevoegdheden in
medebewind kan betreffen.
Overigens wil ik erop wijzen dat slechts één wetsvoorstel
(en niet twee zoals de indieners van de motie lijken te veronderstellen) betrekking
heeft op de overheveling van bestuursbevoegdheden naar het college.
Alleen het al genoemde wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden.
strekt hiertoe. Het voorstel voor de Aanpassingswet betreft uitsluitend verwijzingen
in andere wetten naar de gewijzigde Gemeentewet alsmede enkele overwegend
technische correcties van de Gemeentewet. Dit wetsvoorstel is reeds bij de
Tweede Kamer ingediend. Het is van groot belang dat deze wet zo spoedig mogelijk
in werking treedt.
Uiteraard is het aan de beide kamers van de Staten-Generaal om zelf te
bepalen wanneer zij wetsvoorstellen in behandeling nemen en wanneer vervolgens
die behandeling wordt afgerond. Ik op mijn beurt wijs er op dat ik veel waarde
hecht aan een spoedige totstandkoming van de Wet dualisering gemeentelijke
medebewindsbevoegdheden. Zodra er tussentijds resultaten van het reeds lopende
evaluatieproces beschikbaar komen, zal ik deze aan het parlement doen toekomen
opdat de bedoelde evaluatiegegevens kunnen worden betrokken bij de behandeling
van het wetsvoorstel.
Om bovenstaande redenen zal de regering de voorbereidingen van het wetsvoorstel
dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden voortzetten en geen uitvoering
geven aan de motie van het lid Platvoet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries