nr. 99a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 20 december 2001
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling
kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij constateerden dat met
dit wetsvoorstel in belangrijke mate de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking
tot het verrekeningsbeding wordt gecodificeerd. Na de herziening van het personen-
en familierecht in 1970 en de aanpassing aan het Nieuw Burgerlijk Wetboek
in 1992, volgt thans wederom een hercodificatie
van het huwelijksvermogensrecht. Naar deze leden hadden begrepen, ligt het
in de bedoeling van de regering te zijner tijd een wetsvoorstel in te dienen
tot afschaffing van de wettelijke gemeenschap van goederen, waardoor over
een aantal jaren wederom het huwelijksvermogensrecht herzien zou worden.
De leden van de VVD-fractie zouden graag van de regering vernemen waarom
zij met dit wetsvoorstel heeft gekozen voor een trapsgewijze herziening van
het huwelijksvermogensrecht, zeker nu ervan mag worden uitgegaan dat de grootste
ontwikkelingen met betrekking tot de jurisprudentie betreffende het verrekeningsbeding
inmiddels hebben plaatsgehad. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een
meer fundamentele herziening over een aantal jaren?
In het wetsvoorstel wordt het wettelijk deelgenootschap afgeschaft. In
Duitsland is een vergelijkbaar stelsel juist tot wettelijk systeem verheven.
Het was de leden van de VVD-fractie bekend dat het Duitse recht in voorkomende
gevallen als voorbeeld c.q. inspiratiebron geldt voor Nederlandse wetsvoorstellen.
Kan de regering deze leden informeren waarom thans zo nadrukkelijk een richting
is gekozen die duidelijk contrair is aan die van de Duitse wetgever?
In de artikelen 1:123 tot en met 1:128 BW worden de beperkte gemeenschap
van vruchten en inkomsten en de beperkte gemeenschap van winst en verlies
geregeld. Heeft de regering niet overwogen deze beide beperkte gemeenschappen
tegelijk met het wettelijk deelgenootschap af te schaffen, zo vroegen deze
leden tot besluit.
Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten
De griffier van de commissie,
Janssen
XNoot
1Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole
(PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD), (plv. voorzitter), Dölle (CDA),
Kohnstamm (D66), De Wolff (GL), Lodders-Elfferich (CDA), Van de Beeten (CDA),
(voorzitter) en Broekers-Knol (VVD).