nr. 287
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2001
In de brief van 14 september 2001 heeft u mij – onder verwijzing
naar de brief van 4 juli 2001 – verzocht u te informeren over de stand
van zaken van de uitvoering van de motie Rensema c.s. (Kamerstukken I 2000/01,
27 466, nr. 132d). In deze motie wordt verzocht om een onderzoek naar
de problematiek van progressieve belastingheffing over de inflatoire component
in boekwinsten.
Mede naar aanleiding van de gedachtewisseling in uw Kamer tijdens de behandeling
van het voorstel van wet van de Wet inkomstenbelasting 2001, zijn inmiddels
maatregelen voorgesteld die ook een verzachting bieden voor de in de bedoelde
motie aan de orde gestelde progressieve heffing over boekwinsten. Zo is in
het op 15 november 2002 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen
wetsvoorstel houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002
IV – Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten-
en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen) reeds in een maatregel
voorzien waardoor de effecten van de progressieve heffing van de inkomstenbelasting
ter zake van overlijdenswinsten worden gemitigeerd. In dat zelfde wetsvoorstel
is voorts voorzien in een uitbreiding van het gedeelte van het ondernemingsvermogen
dat buiten aanmerking blijft in bij de heffing van het recht van successie
of het recht van schenking in het kader van een bedrijfsopvolging.
Volledigheidshalve voeg ik daar op deze plaats aan toe dat deze maatregelen
geen indicatie zijn van de mogelijke conclusies van het onderzoek. Zonder
ook zelf vooruit te willen lopen op deze conclusies, herinner ik aan mijn
kanttekeningen bij deze motie (Handelingen I 1999/2000, blz. 12-538 tot en
met 12-539).
Het onderzoek waarom in de motie is verzocht is, mede door de samenloop
met andere studies zoals het onlangs afgeronde onderzoek «Verbreding
en verlichting» van de Studiegroep Vennootschapsbelasting in internationaal
perspectief (commissie Van Rooij) en de totstandkoming van het kabinetsstandpunt
naar aanleiding van het rapport Moltmaker en de daarop aansluitende wetgeving,
nog niet afgerond. Mede in het licht van het wetgevende programma
in dit najaar, is de afronding van het onderzoek voorzien in het voorjaar
van 2002.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. J. Bos