27 199
Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement

nr. 156a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 18 februari 2002

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Achtergrond wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie constateerden met instemming dat het wetsvoorstel de in de loop der jaren gegroeide praktijk van de vereenvoudigde afwikkeling van faillissement nader regelt en van een wettelijke basis voorziet. Het wetsvoorstel gaf de leden van de VVD-fractie echter nog wel aanleiding tot enkele vragen.

De modernisering van het Nederlandse faillissementsrecht is ingezet in het kader van de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. Er is niet gekozen voor een integrale herziening van de Faillissementswet in een enkel wetgevingstraject, maar voor een modernisering van het faillissementsrecht in twee fasen. Tevens is de keuze gemaakt om onderwerpen, die niet op weerstand stuiten en aan de regeling waarvan grote behoefte bestaat, in afzonderlijke wetsvoorstellen te presenteren, zodat deze binnen een aanvaardbaar tijdsbestek kunnen worden afgerond.

De leden van de VVD-fractie begrepen dat in het kader van laatstgenoemde keuze het wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement als afzonderlijk wetsvoorstel wordt aangeboden. De leden van de VVD-fractie meenden dat het terecht was dit onderdeel uit het oorspronkelijke wetsvoorstel 22 942 te lichten. Toch hadden zij enige zorgen over het bouwwerk van de Faillissementswet als geheel.

De MDW-werkgroep Tweede Fase stelt dat het voor de werkgroep een probleem was dat de werkgroep rekening moest houden met onder andere het, naar aanleiding van de quick-scan van de (enigszins anders samengestelde) MDW-werkgroep Eerste Fase, ingediende wetsvoorstel 27 244 (eindrapport MDW-werkgroep Tweede Fase, blz. 14). De leden van de VVD-fractie meenden hieruit op te kunnen maken dat kennelijk ook de MDW-werkgroep Tweede Fase de mening was toegedaan dat de door het Kabinet gekozen aanpak in twee fasen minder gelukkig was, omdat daardoor het gevaar bestaat dat de samenhang van de verschillende onderdelen van de Faillissementswet en aanverwante wetgeving wordt verstoord. Is de regering het ermee eens dat het gevaar bestaat dat de coherentie in de Faillissementswet verloren gaat wanneer steeds op onderdelen wetswijzigingen worden voorgesteld, vooral wanneer het wetswijzigingen van meer vergaande aard betreft? Deelt de regering de visie van de leden van de VVD-fractie dat het van groot belang is dat met betrekking tot de wijziging van de Faillissementswet allereerst consensus bestaat over de grote lijnen van die wijziging als geheel, teneinde de samenhang in die wet te waarborgen? Zo ja, hoe beziet de regering de voor de eerste en tweede fase uitgebrachte rapporten, inclusief wetsvoorstel 27 244, vanuit dit perspectief?

Inhoud wetsvoorstel

Het onderhavige wetsvoorstel is – terecht – uit wetsvoorstel 22 942 gelicht, zo vervolgden de leden van de VVD-fractie. Bij de behandeling in de Tweede Kamer is in het verslag zorg geuit over de mogelijk extra belasting van de faillissementsgriffie als gevolg van het wetsvoorstel. De regering heeft daarop in de nota naar aanleiding van het verslag geantwoord dat een mogelijke extra belasting van de faillissementsgriffie weer zou worden teniet gedaan door invoering van een centraal insolventieregister en de schrapping van de publicatieplicht in nieuwsbladen. Deze beide onderdelen zijn echter opgenomen in wetsvoorstel 27 244, waarvan niet te voorspellen valt hoe het beloop zal zijn. Hoe ziet de regering in het licht van dit gegeven de belasting van de faillissementsgriffie? Is de regering eventueel voornemens het voorstel voor een centraal insolventieregister en de schrapping van de publicatieplicht uit het wetsvoorstel 27 244 te lichten, wanneer een voortzetting van de behandeling van genoemd wetsvoorstel te lang op zich zou laten wachten? Zo ja, leidt dit dan niet mede tot de hierboven (sub 1) gesignaleerde mogelijke aantasting van de samenhang in de Faillissementswet?

De taak en de positie van de rechter-commissaris in faillissementen wordt zwaarder, aldus de leden van de VVD-fractie. Dit betekent dat de professionaliteit van de rechters-commissarissen in faillissementen versterkt moet worden. Naar het oordeel van de MDW-werkgroep ligt hier een taak voor de Raad voor de Rechtspraak door onder andere de roulatietermijn voor rechters-commissarissen in faillissementen te verdubbelen. In zijn artikel in WPNR (WPNR 6463/2001, p. 913) bepleit mr J. W. M. Tromp een voor- en permanente opleiding van rechters-commissarissen in faillissementen, een minimale zittingstermijn van vijf jaar en bovendien een full-time aanstelling. Welke is de visie van de regering hierover?

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Dölle (CDA), Kohnstamm (D66), Lodders-Elfferich (CDA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), (voorzitter) en Broekers-Knol (VVD).

Naar boven