27 085
Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn)

nr. 175b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 april 20021

In deze nota naar aanleiding van het verslag ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, in op de in het verslag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gemaakte opmerkingen en gestelde vragen.

De leden van de PvdA- en de CDA-fractie stemden in met de in het wetsvoorstel beoogde toelatingsprocedure van biociden bij de preventie en curatie van ziektes en plagen in gewassen en ook van die in huizen en bedrijven voorkomen. In de Nota «Zicht op gezonde teelt» die recent is ingediend en besproken met de Tweede Kamer, wordt ingegaan op de mogelijkheden om ziekten en plagen in gewassen te voorkomen. Veel ziekten en plagen ontstaan door mismanagement en het is zaak door ecotechnologische vernieuwing in te zetten op teelten waarin alleen als het niet anders kan bestrijdingsmiddelen worden ingezet. Dat kunnen zowel chemische als biologische bestrijdingsmiddelen zijn. De nu voorgestelde procedure voor de toelating voor biociden als bestrijdingsmiddel zou het spectrum van keuzes voor telers moeten vergroten. De leden zijn van mening dat het er evenwel naar uitziet dat de in het wetsvoorstel voorziene procedure dat niet mogelijk maakt, zien enigszins een verbetering met het amendement Feenstra/Udo en vragen om een visie op het gebruik en de benutting van biociden in de nota Zicht op gezonde teelt.

Ik merk op dat de voorliggende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet de weerslag vormt van de verplichting van de Nederlandse regering richtlijn 98/8/EG van de Europese Unie betreffende het op de markt brengen van biociden te implementeren in de Nederlandse regelgeving.

De richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat gewasbeschermingsmiddelen geen biociden (voorheen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen) zijn. Ook artikel I van de onderhavige wetswijziging zegt met zoveel woorden dat een biocide nooit een gewasbeschermingsmiddel kan zijn.

Biociden zullen voortaan voordat ze in Nederland op de markt mogen worden gebracht in twee kaders worden beoordeeld. Allereerst wordt de werkzame of actieve stof in een biocide in Europees verband beoordeeld.Vervolgens wordt een biocide in het kader van de toelating nationaal beoordeeld. Bij beide beoordelingen wordt getoetst aan criteria voor gezondheid van mens en dier en het milieu. In Nederland zal het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen net zoals nu het geval is deze beoordeling doen. Het thans in Nederland geldende systeem van toelating komt nagenoeg overeen met het in de biociden richtlijn opgenomen systeem voor toelating van biociden. In Nederland zijn evenals in de andere Europese lidstaten reeds biociden in de handel. In het kader van de richtlijn is besloten de werkzame stoffen in deze biociden binnen een periode van 10 jaar te herbeoordelen. Tot die herbeoordeling heeft plaatsgevonden kunnen lidstaten besluiten hun nationale regelgeving voor die betrokken biociden te blijven toepassen.

Met betrekking tot het amendement Feenstra/Udo merk ik nog het volgende op.

Voor Nederland heeft dit tot nu toe betekend dat de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving onverkort van toepassing is geweest op biociden, ongeacht of deze een nieuwe werkzame stof bevatten of een bestaande werkzame stof die nog niet in Europees verband is beoordeeld. Dit heeft tot gevolg dat de nationale herbeoordeling van toegelaten biociden met bestaande, nog niet in Europees verband beoordeelde werkzame stoffen niet spoort met het Europese traject voor herbeoordeling. Het door de leden van de Tweede Kamer Udo en Feenstra ingediende amendement strekt ertoe dit probleem te ondervangen.

Voor het overgrote deel zullen de nationale beoordelingsprocessen in lijn gebracht worden met het Europese beoordelingstraject. Dit amendement heeft ook betrekking op de andere groep bestrijdingsmiddelen, te weten de gewasbeschermingsmiddelen. De door de leden van de fracties van de PvdA en CDA genoemde nota Zicht op gezonde teelt heeft alleen betrekking op deze groep bestrijdingsmiddelen. Deze nota omvat de hoofdlijnen van het beleid voor een nieuw beleid voor gewasbeschermingsmiddelen na het jaar 2000 om te komen tot een plantaardige sector die garant kan staan voor de maatschappelijk gewenste duurzame gewasbeschermingspraktijk. De nota heeft als doel de milieubelasting door chemische gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen door telers te stimuleren tot toepassing van geïntegreerde gewasbescherming. Daarmee zal een bijdrage worden geleverd aan een meer duurzame landbouw. Alternatieve maatregelen voor bescherming van gewassen zullen uiteraard mede op hun milieueffect dienen te worden beoordeeld. De nota is derhalve het beleidsplan voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland voor de komende tien jaren. Ik ga er dan ook van uit dat met deze uitleg de vragen van de leden van de fracties van CDA en PvdA, voor zover daarbij is verwezen naar de nota Zicht op gezonde teelt zijn beantwoord.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Dit is de juiste versie.

Naar boven