27 021
Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4)

nr. 111b
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE BIJZONDERE COMMISSIE VOOR DE HERZIENING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK1

Vastgesteld 19 maart 2002

De bijzondere commissie heeft kennis genomen van het standpunt van de minister dat hij invoering van het nieuwe erfrecht op 1 september 2002 verantwoord acht.

Gelet op het feit dat uit geledingen en beroepsgroepen buiten het notariaat (kantonrechters, advocaten, fiscaal juristen) aan individuele leden van de commissie is meegedeeld dat men onvoldoende voorbereid is op invoering op die datum, is de commissie van oordeel dat invoering per 1 september 2002 niet verantwoord is. Temeer waar ook voorlichting aan het publiek – die nog niet of nauwelijks gestart is – tijd vergt.

Daarbij is van belang dat door de eerder gedane toezegging van de minister dat tussen plaatsing van deze wet in het Staatsblad en de invoering daarvan een jaar tijd zou liggen, bij allen die bij het nieuwe erfrecht betrokken zijn, verwachtingen zijn gewekt.

De commissie zou zich tegen deze achtergrond wèl kunnen vinden in invoering per 1 januari 2003.

Indien de minister deze voorkeur bij nader inzien mocht delen dan acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor afhandeling als hamerstuk.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De bijzondere griffier van de commissie,

Huijgen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Hessing (D66), De Wolff (GL) en Broekers-Knol (VVD).

Naar boven