26 940
Opneming in de Advocatenwet van enkele bepalingen over het onderzoek naar de toestand van de praktijk van een advocaat en wijziging van een aantal artikelen van deze wet

nr. 150a
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 7 februari 2002

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling en grotendeels instemming kennisgenomen van de memorie van antwoord.

De leden hier aan het woord bleven twijfels koesteren over de afbakening van de voorgestelde voorziening tot onder andere vennootschapsrechtelijke voorzieningen. Met name op het punt van praktijkvennootschappen en gelieerde, dienstverlenende rechtspersonen zagen zij nog wel de nodige problemen opdoemen.

In dit verband stelden zij de vraag of het niet wenselijk is, dat in de verordening van de Nederlandse Orde van Advocaten op de praktijkvennootschappen en de boekhoudverordening voor zover het betreft de stichting derdengelden, bepalingen worden opgenomen op grond waarvan in de statuten van die rechtspersonen een grondslag wordt geschapen voor effectuering van voorzieningen als in dit wetsvoorstel bedoeld. Voor de praktijkvennootschap kan aangesloten worden bij de artikelen 2:240 lid 4 en/of 2:244 lid 4 en/of 256 BW. Voor de stichting derdengelden bij de artikelen 2:286 lid 4 sub d BW en/of 292 lid 2 en/of lid 4. Het kwam de leden van de CDA-fractie voor, dat de bevoegdheden van de artikelen 2:297 jo 298 jo 299 BW minder geschikt zijn voor een snelle effectuering van voorlopige voorzieningen betreffende die stichting. Is de minister bereid dit met de Orde op te nemen, zo vroegen deze leden.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Dölle (CDA), Kohnstamm (D66), De Wolff (GL), Lodders-Elfferich (CDA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter) en Broekers-Knol (VVD).

Naar boven