26 865
Voorstel van wet van het lid Van de Camp tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld

nr. 75b
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 26 februari 2002

Na lezing van de memorie van antwoord hadden de leden van de commissie nog behoefte aan het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.

De leden van de fractie van de PvdA merkten op dat ten aanzien van nadere waarborgen voor de niet-discriminatoire toepassing van de bevoegdheid tot preventief fouilleren de indiener een monitor of een meldpunt niet nodig en ook niet wenselijk acht. Naar zijn mening is er geen reden om aan te nemen dat de politie mogelijk discriminatoire werkwijzen zal hanteren en zou het een slecht signaal zijn jegens politie en bevolking indien het instellen van een meldpunt zou suggereren dat rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van discriminatoire toepassing. Heeft de indiener kennisgenomen van de vragen van het Tweede Kamerlid Rehwinkel (PvdA) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de landelijke aanpak van discriminatie en van de beantwoording door minister Korthals mede namens zijn ambtgenoot van BZK van 11 februari 2002? Daarbij gaat het om het actieplan van de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) met daarin de opzet en werkwijze van het Landelijk Bureau Discriminatiezaken (LBD) voor de politie, gevestigd in de regio Rotterdam-Rijnmond. Vervolgens noemt de minister de participatie van het LBD in het Nationaal Platform overleg en samenwerking Racisme- en Discriminatiebestrijding (NPRD) die door BZK wordt opgezet en het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) van het OM. Naar verluidt is als gevolg van de veranderde werkwijze van de RHC sinds medio 2000 het onderwerp «discriminatie» tot de aandachtsgebieden van de board «opsporing», bestaande uit 8 korpschefs, gaan behoren en ondergebracht bij het Nederlands Politie Instituut te Den Haag. Blijkens deze informatie is discriminatie dus wel degelijk een «issue» bij de politie. Kan de initiatiefnemer de beantwoording van deze vraag over waarborgen tegen discriminatoire toepassing herzien naar aanleiding van de beantwoording door minister Korthals?

In antwoord op hun vraag naar de stand van zaken ten aanzien van een eventuele Wet openbare orde en veiligheid verwees de initiatiefnemer naar de minister van BZK. Maar wat is de mening van de initiatiefnemer over het probleem van de wetgevingsversnippering door het geven van extra bevoegdheden aan politie naar aanleiding van de Europese kampioenschappen voetbal (26 735, 26 825, 26 519) in relatie tot de extra bevoegdheden inzake preventief fouilleren? Is hierdoor het overzicht over wat wel integraal veiligheidsbeleid wordt genoemd niet aan het zoek raken? Zou het niet raadzaam zijn pas nieuwe aanpassingen te plegen als het gehele wettelijke kader wordt heroverwogen? Ontstaan zo niet risico's dat in verschillende wetten andere omschrijving van dezelfde begrippen worden gehanteerd?

Tot slot zeiden deze leden het besluit te betreuren dat geen nader advies wordt gevraagd over mogelijke strijdigheid van de voorgestelde regeling met artikel 8 EVRM.

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD)(plv. voorzitter), Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor (CDA), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) (voorzitter).

Naar boven