26 855
Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg

nr. 16e
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2002

Tijdens de behandeling van de herziening van het burgerlijk procesrecht in uw Kamer op 4 december 2001 heb ik u toegezegd terug te zullen komen op de vraag van de heer Van de Beeten of er in de Wet op de rechtsbijstand een voorziening moet komen om letselschadeslachtoffers in staat te stellen deskundigenonderzoek te laten bekostigen. Aanleiding tot het voorstel van de heer Van de Beeten zijn letselschadezaken waarin het deskundigenbericht een kostenpost is voor de rechtzoekende.

De door de heer Van de Beeten voorgestelde regeling zou inhouden dat de Raad voor de Rechtsbijstand niet alleen een toevoeging afgeeft voor rechtsbijstand, maar ook voor een deskundigenbericht. Naar aanleiding hiervan merk ik het volgende op.

De Wet op de rechtsbijstand geeft de Raad voor Rechtsbijstand de bevoegdheid gesubsidieerde rechtsbijstand toe te kennen aan rechtzoekenden van wie de draagkracht bepaalde grenzen niet overschrijdt. De raad verleent hiertoe een toevoeging. De rechtzoekende betaalt daarvoor een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

Indien sprake is van een aanmerkelijk financieel belang of aannemelijk is dat de kosten van rechtsbijstand verhaald kunnen worden op een derde, geeft de raad een voorlopige toevoeging af. De kosten van rechtsbijstand kunnen dan worden teruggevorderd.

Een rechtzoekende die procedeert met toegevoegde rechtsbijstand kan op grond van artikel 194 Rv de rechter verzoeken een verhoor van deskundigen te bevelen. Artikel 195, derde volzin, Rv bepaalt onder meer dat aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend geen voorschot wordt opgelegd voor de betaling van de kosten van deskundigenonderzoek. Aan het einde van de procedure volgt verrekening van de kosten.

In mijn toezegging nader in te zullen gaan op het voorstel van de heer Van de Beeten om de kosten van deskundigenonderzoek ten laste van het rijk te laten komen heb ik aangegeven de voor- en nadelen op een rij te zetten en te zullen afwegen.

De heer Van de Beeten noemt terecht als voordeel dat de minder-draagkrachtige rechtzoekende niet door de kosten wordt weerhouden van het verzoek om een deskundigenonderzoek.

Daartegenover staat het nadeel dat de rechtzoekende geen stimulans meer zou hebben voor de afweging of zijn zaak voldoende kansrijk is.

Als nadeel geldt voorts dat met het overnemen van het voorstel inbreuk zou worden gepleegd op het beginsel dat de verliezende partij de kosten draagt, zoals dat ook met de kosten van het voorlopig getuigenverhoor regel is. Op dit beginsel is door de Wet op de rechtsbijstand geen uitzondering gemaakt.

Voorts verdient aandacht dat de kosten van deskundigenberichten die niet door de rechtzoekende worden betaald te laste zouden komen van het rijk, waarvoor in de begroting niet is voorzien.

Procederen brengt voor beide partijen het risico van proceskostenveroordeling met zich mee, of men nu wel of geen recht heeft op gesubsi-dieerde rechtsbijstand. Tot de proceskosten behoren ook de kosten van eventueel ingewonnen deskundigenberichten.

Overigens hoeven de kosten van een deskundigenbericht voor de Wrb-gerechtigde geen belemmering te zijn, nu aan de rechtbank geen voorschot in de kosten van het deskundigenbericht hoeft te worden betaald. Hierdoor is er voor de minder-draagkrachtige rechtzoekende geen belemmering om te gaan procederen.

In de mondelinge reactie die ik op 4 december 2001 op het voorstel van de heer Van de Beeten heb gegeven heb ik reeds aangegeven niet bij voorbaat zonder meer overtuigd te zijn van de wenselijkheid van een zodanige voorziening. De voor- en nadelen die ik in deze brief heb aangegeven wegende kom ik tot de conclusie dat de door de heer Van de Beeten bedoelde voorziening geen navolging verdient. Ik zal dan ook geen voorstellen in die richting doen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven