nr. 31c
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2001
Uw brief van 6 december 2001
Ontwerp-Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige
bouwwerken
In antwoord op bovenvermelde brief (zie bijlage) deel ik u het volgende
mede.
Overeenkomstig de artikelen 43,derde lid, en 44, tweede lid, tweede volzin,
van de wet van 18 oktober 2001 tot wijziging van de Woningwet (Stb. 2001,
518) heb ik bedoeld ontwerp-besluit bij brief van 26 november 2001 voorgehangen
bij beide kamers der Staten-Generaal. De termijn van deze voorhangprocedure
bedraagt vier weken. Die termijn zou verstrijken op 24 december 2001, ware
het niet dat het kerstreces van de Eerste kamer op 20 december aanvangt. In
dit geval eindigt de formele termijn op de laatste dag voor dat reces omdat
aan het begin van dat reces meer dan drie weken van die termijn zijn verstreken.
Ik verwijs naar Aanwijzing 43 a voor de regelgeving.
Ik acht het zeer wenselijk dat het ontwerp-besluit na afloop van de formele
voorhangtermijn direct voor advies wordt aangeboden aan de Raad van State.
Dat geldt ook indien de Eerste Kamer het ontwerp-besluit alsdan inhoudelijk
nog niet zou hebben besproken. De reden daarvoor is dat de door het kabinet
voorgestane inwerkingtreding van het gehele pakket wijzigingen van de bouwregelgeving
op 1 juli 2002 in gevaar komt wanneer het ontwerp-besluit later voor advies
aan de Raad van State wordt aangeboden. Dat pakket omvat naast het onderhavige
besluit ook nog genoemde wijziging van de Woningwet, het Besluit indieningsvereisten
aanvraag bouwvergunning en het zogenoemde geconverteerde Bouwbesluit en de
daarmee samenhangende regelgeving. Overeenkomstig de wens van de bouwpraktijk
volg ik de koers dat de bouwregelgeving niet meer dan één maal
per jaar wordt gewijzigd. In verband met hun onderlinge samenhang kunnen vorenbedoelde
wijziging van de Woningwet, het Besluit indieningsvereisten aanvraag
bouwvergunning en het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige
bouwwerken slechts als één pakket tegelijkertijd in werking
treden. Verder uitstel van de inwerkingtreding acht ik uiterst ongewenst.
Die inwerkingtreding is reeds enkele malen verschoven. Het kabinet is er zeer
aan gehecht om dit pakket wijzigingen van de bouwregelgeving, waarmee het
kabinetsstandpunt inzake het MDW-rapport «Bouwregelgeving»(1997)
wordt geïmplementeerd, nog deze kabinetsperiode te effectueren.
Handhaving van 1 juli 2002 als datum van inwerkingtreding en het ontwerp-besluit
eerst na inhoudelijke bespreking door de Eerste Kamer aan de Raad van State
aanbieden, biedt in dit verband geen soulaas. In dat geval zou namelijk de
termijn tussen publicatie in het Staatsblad en inwerkingtreding zodanig kort
worden, dat daartegen vanuit de uitvoeringspraktijk terecht grote bezwaren
zouden kunnen worden aangevoerd.
Voor de goede orde merk ik op dat aanbieding aan de Raad van State overigens
niet hoeft te betekenen dat inhoudelijke bespreking van het ontwerp-besluit
door de Eerste Kamer op een later tijdstip (bijvoorbeeld medio januari 2002)
niet meer opportuun zou zijn. Mits zij geen betrekking hebben op de hoofdlijnen
van dat besluit kunnen wijzigingen die eventueel uit die bespreking zouden
voortvloeien, immers ook na ontvangst van het advies van de Raad van State
nog in het ontwerp-besluit worden verwerkt.
Ik vertrouw erop u hiermede genoegzaam te hebben ingelicht.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes
BIJLAGE
BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE
ORDENING EN MILIEUBEHEER
Den Haag, 6 december 2001
In de onlangs gehouden procedurevergadering van de vaste commissie voor
Volkshuisvesting is uw brief d.d. 26 november 2001, met ontwerp-Besluit bouwvergunningsvrije
en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken aan de orde geweest.
De commissie heeft er behoefte aan u over het ontwerp-besluit op een aantal
punten verduidelijking te vragen. Zij is voornemens op 15 januari 2002 de
vragen nader te bepalen. De commissie verzoekt u tot het schriftelijk overleg
heeft plaatsgevonden geen onomkeerbare stappen te nemen.
De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting,
Janssen