nr. 31b
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2001
Tijdens de plenaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel is door
Uw Kamer verzocht aan te geven wanneer de verschillende onderdelen van het
wetsvoorstel in werking zullen treden. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Op grond van artikel VII, eerste lid, van het wetsvoorstel zal, indien
het wetsvoorstel tot wet is verheven, de wet op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip in werking treden. Deze bepaling geeft daarbij de mogelijkheid
om voor de verschillende onderdelen van de wet een verschillend tijdstip van
inwerkingtreding vast te stellen.
Mijn voornemen is om de wet in één keer in zijn geheel in
werking te laten treden. De geplande datum hiervoor is 1 april 2002; deze
datum is echter onder het voorbehoud dat de procedures die de bij het wetsvoorstel
behorende algemene maatregelen van bestuur nog moeten doorlopen, tijdig kunnen
worden afgerond.
Van de mogelijkheid om de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel
op een verschillend tijdstip in werking te laten treden, zal ik dus geen gebruik
maken.
Er is derhalve maar één moment van inwerkingtreding. Dit
betekent dat alle onderdelen van de wet op dat moment geldend recht worden.
Echter, op dat moment zullen nog niet alle gemeenten klaar zijn voor dat nieuwe
recht. Met name zullen nog niet alle gemeenten een welstandsnota (die dus
voldoet aan de eisen van de nieuwe wet) hebben bekendgemaakt. Met het oog
op die gemeenten is in artikel VII, tweede lid, overgangsrecht opgenomen.
De bedoeling van dit overgangsrecht is om gemeenten in staat te stellen om
te voldoen aan het nieuwe recht, dus om een welstandsnota vast te stellen
en bekend te maken. Gedurende die 18 maanden mag het oude recht nog worden
toegepast; derhalve de welstandstoetsing zoals die thans plaatsvindt op grond
van de huidige artikelen 12, eerste lid, en 19 van de Woningwet.
Het overgangsrecht loopt uiterlijk na 18 maanden af of zoveel eerder er
een welstandsnota «nieuwe stijl» is bekendgemaakt. Zodra die is
bekendgemaakt, moeten gemeenten geheel werken volgens het nieuwe recht. Indien
na die 18 maanden nog steeds geen welstandsnota is bekendgemaakt, dan kan
er niet meer aan welstand worden getoetst.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes