26 356
Regels inzake de reconstructie van de concentratiegebieden (Reconstructiewet concentratiegebieden)

nr. 90a
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 november 2001

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 15 november 2001 een brief gezonden aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij waarin zij een reactie vraagt op gemaakte opmerkingen en gestelde vragen inzake de plenaire afhandeling van het wetsvoorstel Reconstructiewet concentratiegebieden (Kamerstuk 26 356).

De minister heeft deze brief bij brief van 19 november 2001 beantwoord.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

De voorzitter van de commissie,

Van der Linden

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

BRIEF AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Den Haag, 15 november 2001

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft zich op dinsdag 13 november jl. beraden over een datum waarop de openbare behandeling zou dienen plaats te vinden van het wetsvoorstel Reconstructiewet concentratiegebieden (Kamerstuk 26 356).

De commissie heeft geconcludeerd dat zij eerst tot een desbetreffend voorstel aan de Voorzitter kan komen nadat zij Uw reactie op onderstaande opmerkingen en vragen heeft ontvangen.

De commissie wenst in de eerste plaats op te merken dat haar standpunt en voorkeur ten aanzien van een zonering van 250 meter, zoals neergelegd in haar verslagen op het wetsvoorstel, onveranderd zijn. Met bijzon-dere belangstelling wacht zij daarom het debat en de stemmingen in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel ammoniak en veehouderij af.

Ontoereikend en onbevredigend vindt de commissie vervolgens Uw reactie op haar vragen en opmerkingen inzake de rechtsbescherming bij herverkaveling, meer in het bijzonder de passages in de laatste, concluderende alinea op bladzijde 3 van de nota n.a.v. het verslag.

Tot slot ontvangt de commissie alsnog gaarne Uw beargumenteerde visie op de relatie tussen het wetsvoorstel Reconstructiewet concentratiegebieden en de Landinrichtingswet.

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2001

Naar aanleiding van de brief van uw commissie van 15 november, waarin u mijn reactie vraagt op een aantal opmerkingen en vragen, bericht ik u als volgt.

Ik heb kennisgenomen van het standpunt van uw commissie dat zij de stemmingen in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Ammoniak en veehouderij wil afwachten, alvorens de Reconstructiewet mondeling te behandelen. Aangezien de stemming door de Tweede Kamer over het ammoniakwetsvoorstel aanstaande donderdag te verwachten is, hoeft dit een spoedige behandeling van de voorgestelde Reconstructiewet in de Eerste Kamer niet in de weg te staan.

U geeft aan de beantwoording van uw vragen over de rechtsbescherming bij herverkaveling onbevredigend en ontoereikend te vinden. Dit betreur ik. Het is mij gelet op de gestelde vragen in de verschillende stadia van schriftelijke voorbereiding duidelijk dat uw commissie een andere opzet van de rechtsbescherming prefereert. De beantwoording van de gestelde vragen is in overeenstemming met het vigerende kabinetsstandpunt omtrent de inrichting van de rechtsbescherming in de te herziene onteigeningswetgeving. Uit de in de door de commissie bedoelde alinea uitgesproken bereidheid om zo nodig aanpassingen in lijn met eventuele wijzigingen in het kabinetsstandpunt inzake onteigening aan te brengen, moge te meer blijken bij de beantwoording geenszins is vastgehouden aan het wetsvoorstel zonder daarvan afwijkende stellingnames in de overwegingen te willen betrekken.

Ondertussen hoeft dit een spoedige inwerkingtreding van de Reconstructiewet niet in de weg te staan, aangezien herverkaveling eerst na afloop van de planningsfase van de voorgenomen reconstructie aan de orde zal zijn. Deze planningsfase neemt al snel een jaar in beslag. In de tussentijd kunnen de bepalingen met betrekking tot de rechtsbescherming bij her-verkaveling zo nodig worden aangepast.

Tenslotte vraagt u mijn visie op de relatie tussen het wetsvoorstel en de Landinrichtingswet.

De voorgestelde Reconstructiewet is een bijzondere inrichtingswet, die alleen toepassing vindt in de concentratiegebieden, meer in het bijzonder in de op basis van de wet nader vast te stellen reconstructiegebieden. In een meeromvattende wijziging van de huidige Landinrichtingswet, die momenteel wordt voorbereid, zal het inrichtingsinstrumentarium op dezelfde wijze worden vormgegeven als in het voorliggend wetsvoorstel. In het bijzonder zullen de thans in de Landinrichtingswet nog onderscheiden landinrichtingsvormen (herinrichting, ruilverkaveling en aanpassingsinrichting) worden geïntegreerd. Gelet op de wenselijkheid van een zo spoedig mogelijke reconstructie van de concentratiegebieden is de keuze gemaakt om de algehele herziening van de landinrichtingswetgeving niet af te wachten, maar vooruitlopend daarop het onderhavige wetsvoorstel in te dienen. Aangezien het voorliggende voorstel met name in de planvormingsfase voorziet in een aantal extra sturingsinstrumenten die voor het algemene inrichtingsinstrument niet aan de orde zullen zijn, ligt het niet in de bedoeling om het voorliggend wetsvoorstel te zijner tijd volledig in de nieuwe landinrichtingswetgeving te integreren. In het bijzonder denk ik hierbij aan de toetsing van reconstructieplannen aan de hand van de zogenoemde rijksuitgangspunten en de rechtstreekse doorwerking van het reconstructieplan in bestemmingsplannen. Daar voor de reconstructie een uitvoeringstermijn van twaalf jaren is voorzien, zal overigens van het naast elkaar bestaan van een algemene landinrichtingswet en de Reconstructiewet slechts gedurende een beperkte periode sprake zijn.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Van Gennip (CDA), Bierman (OSF), Varekamp (VVD) (plv. voorzitter), Van Heukelum (VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Meindertsma (PvdA), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Linden (CDA) (voorzitter), Rabbinge (PvdA), Van Bruchem (ChristenUnie), Walsma (CDA, Pormes (GL).

Naar boven