27 597
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding)

nr. 277c
BRIEF AAN DE LERARENOPLEIDINGEN BASISONDERWIJS EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Zoetermeer, 18 mei 2001

Bijlage bij de nota naar aanleiding van het verslag (EK nr. 277b)

Op 24 april 2001 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal het wetsvoorstel leraren in opleiding met algemene stemmen aanvaard. Dit wetsvoorstel was noodzakelijk, omdat de vorige lio-wet was opgesteld ten behoeve van het lio-experiment en op 1-8-2001 afloopt. Als de Eerste Kamer der Staten-Generaal het lio-wetsvoorstel eveneens aanvaardt dan heeft de leraar in opleiding (lio met leer-arbeidsovereenkomst) een structurele plaats gekregen in het onderwijs.

Vooruitlopend daarop zend ik u deze brief waarmee ik u de nodige informatie verstrek over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel en zaken die daarmee in verband staan.

Het wetsvoorstel regelt dat er voor de leraar in opleiding (lio) gedurende het lioschap kan worden afgeweken van de benoembaarheidseisen. Met andere woorden aan de lio wordt gedurende het lioschap ontheffing van de bevoegdheid verleend.

Door die ontheffing van bevoegdheid is er verschil in mate van zelfstandigheid waarmee de lio werkzaamheden kan en mag uitvoeren als we die werkzaamheden vergelijken met de activiteiten van een stagiair. De lio kan en mag zelfstandig lesgeven onder eindverantwoordelijkheid van een bevoegd docent. De stagiair, die geen ontheffing van de bevoegdheid heeft, kan alleen lesgeven onder directe verantwoordelijkheid en toezicht van een bevoegd docent.

De leraar in opleiding (lio) is de student die een duale opleiding volgt zoals gedefinieerd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De lio kan gedurende zijn studie als leerling-werknemer aan een school worden benoemd. Dit is het zgn. lioschap. Het lioschap is dus de periode gedurende welke de lio als leerling-werknemer bij een school wordt benoemd. De benoeming betreft een tijdelijk dienstverband en beslaat een periode van een full-time dienstverband van vijf maanden. De wet biedt echter ook de ruimte te kiezen voor een niet-volledig dienstverband. Dit niet-volledige dienstverband moet qua duur altijd overeenkomen met een volledig dienstverband.

Scholen kunnen de lio dus ook bijvoorbeeld tien maanden voor de halve tijd aanstellen (maar ook andere varianten zijn denkbaar. Mocht blijken dat hieraan behoefte bestaat dan biedt de wet hiervoor alvast de mogelijkheid).

Toelichting op het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel continueert en actualiseert de huidige, tijdelijke regelgeving inzake de lio in de onderwijswetten respectievelijk de WPO, de WEC en de WVO (deel I en deel II). Op de belangrijkste punten van actualisering ga ik onderstaand nader in

– Aan het lioschap zijn voorwaarden verbonden. Bij aanvang van het lioschap (benoeming als lio) moet de lio in de opleiding ten minste 126 studiepunten hebben behaald. In de wet is wegens mogelijke studeerbaarheidsproblemen voor uitzonderingsgevallen een bodemgrens van 116 studiepunten opgenomen. Die bodemgrens voor uitzonderingsgevallen is slechts van toepassing voor een periode van vier weken na aanvang van het dienstverband. In die beperkte periode na de start van de activiteiten als leraar in opleiding (dus na benoeming), moeten de vereiste 126 studiepunten zijn behaald. De periode van maximaal vier weken is een redelijke termijn waarop de student alsnog een tentamen kan doen en een uitslag daarvan kan verkrijgen.

– Overeenkomstig de afspraken die met de Tweede Kamer zijn gemaakt over dualisering van opleidingen is het lioschap met deze wet nog alleen opengesteld voor studenten aan duale lerarenopleidingen zoals gedefinieerd in de WHW. Een duale opleiding is een opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening vindt plaats op basis van een overeenkomst gesloten door de betrokken partijen; de opleiding, de student en de school.

– Voor de niet-duale opleidingen (dus de voltijdse en deeltijdse opleidingsvorm) is een overgangsbepaling in de wet opgenomen. De overgangsbepaling zorgt ervoor dat tot 1 september 2003 ook voor studenten van een voltijd en deelijdopleiding kan worden afgeweken van de benoembaarheidseisen. Hiervoor is gekozen omdat op dit moment nog niet alle lerarenopleidingen een duale opleiding volgens de daarvoor geldende procedure hebben aangemeld bij het CROHO. Hierdoor zouden studenten mogelijk niet in staat zijn te kunnen kiezen voor het lioschap.

– Het wetsvoorstel voorziet reeds in een mogelijke toekomstige behoeft aan meerdere modellen dan het nu gangbare blokmodel van vijf maanden full time ofwel het lintmodel van tien maanden half-time.

– Tenslotte is in deze wet ook het lioschap geregeld voor het duale bewijs van bekwaamheid dat de bevoegdheid verleent tot het geven van onderwijs als zogenaamde vakleerkracht.

De consequenties van het wetsvoorstel voor hogescholen en universiteiten

Hogescholen en universiteiten kunnen op grond van de WHW opleidingen in drie vormen aanbieden; voltijd, deeltijd of duaal. Nu met dit nieuwe wetsvoorstel alleen in de duale opleidingsvariant sprake kan zijn van afwijking van de benoembaarheidseisen, acht ik het van belang dat deze variant door u ook daadwerkelijk naast de voltijd en deeltijd variant wordt aangeboden. Een consequentie van de wet is dus dat u via de daarvoor bestaande procedures uw duale opleiding aanmeldt bij het CROHO. Een andere belangrijke consequentie is het afstemmen van de opleidingsprogramma's op de diverse opleidingsvormen.

Wat betekent het wetsvoorstel voor de studenten

Studenten kunnen nu kiezen uit drie opleidingsvormen: voltijd, deeltijd (met stages) of duaal (werkend leren). Op die wijze zijn er dus voor de studenten mogelijkheden te kiezen voor een leerweg die het best past bij de eigen leerwens en leerstijl.

De keuze voor een duale opleidingsvorm maakt het mogelijk als lio te werken en daarvoor betaald te krijgen. Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een basisschool bedraagt bij een normbetrekking per 1 maart 2001 f 2211. Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een speciale school voor basisonderwijs, aan een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel aan een school of instelling voor speciaal en voortgezet onderwijs, bedraagt bij een normbetrekking per 1 maart 2001 f 2294. Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld in het voortgezet onderwijs bedraagt 50% van het salaris van de beginnend docent.

De duale opleidingsvorm kan om die reden een aantrekkelijke optie zijn. Voor een stage krijgt men niet betaald. Scholen kunnen de stagiair wel onkostenvergoeding en/of beloning geven. Die beloning mag overigens niet al te hoog zijn omdat anders die beloning al snel als loon uit een arbeidsovereenkomst wordt aangemerkt.

Het belang van het wetsvoorstel voor de scholen

Aan de scholen wordt met het wetsontwerp de mogelijkheid geboden nadrukkelijk betrokken te zijn bij het opleiden van de eigen leerling werknemers. Dit betekent voor de school eigen keuzen en verantwoordelijkheden in het kader van het door de school te voeren personeels- en scholingsbeleid. Scholen worden hiermee beter in positie gebracht. Lio's zijn een goede manier om aankomende, jonge enthousiaste leerkrachten aan de school te binden.

NB

In de Tweede Kamer is de situatie besproken dat de 4e jaars student die een afrondende stage doet, niet betaald wordt en de lio-met-leerarbeidsovereenkomst wel salaris ontvangt.

Ik heb daarop met nadruk aangegeven dat de scholen die aan een 4e jaars student de verantwoordelijkheid geven die bij een lio-met-leerarbeidsovereenkomst hoort, deze student arbeid laten verrichten en dus deze lio een bijbehorende rechtspositie dienen te geven.

De school krijgt voor een stagiair geen ontheffing van de vereiste bevoegdheid; deze stagiair kan wellicht een keer een klas opvangen in een noodsituatie, maar kan dus niet werkzaamheden verrichten die ontheffing van bevoegdheid vereisen. Ik verzoek alle betrokkenen met klem om hier zorgvuldig en volgens de wettelijke regels mee om te gaan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven