27 468
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW)

nr. 122c
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 23 januari 2001

De memorie van antwoord heeft de leden van de vaste commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de fractie van het CDA merkten op, dat nu de behandeling van dit wetsvoorstel niet meer in december jl. heeft plaatsgevonden, er ruimte, maar eveneens alle aanleiding is voor enige nadere vragen. Ook in de Tweede Kamer zijn immers de nodige bezwaren gemaakt met betrekking tot de gehaaste behandeling met volop kansen op de nodige onzorgvuldigheden.

In de Eerste Kamer heeft de CDA-fractie ter wille van de aanvankelijk nog beoogde snelheid de vragen over de Wajong-problematiek voor de plenaire behandeling willen bewaren. Nu de mogelijkheid deze vragen schriftelijk te stellen toch is gegeven, vroegen deze leden allereerst of de staatssecretaris zich thans voorstelt de invoeringsdatum van het voorliggende wetsvoorstel te doen samenvallen met de bij AmvB in te voeren regels krachtens Artikel IV A, artikel 17, lid 7 (de hardheidsclausule).

Zoals bekend heeft de CDA-fractie zich in de Tweede Kamer één en ander maal voorstander betoond van de exporteerbaarheid van de Wajong. Gelet op de telkenmale oplaaiende discussie over de gewekte verwachtingen, dat de omzetting van de verzekering A.A.W. in een voorziening geen gevolgen zou hebben voor de uitkeringsgerechtigden, zou het overigens goed zijn wanneer de staatssecretaris nog eens een nauwkeurig overzicht geeft van de vindplaatsen over deze materie. Het gaat dan om de toezeggingen in het licht van de voorgeschiedenis, dat de Wajong-voorziening omdat aan de rechten niet zou worden getornd exporteerbaar zou zijn.

(Alleen de vermelding van kamerstuk 24 760, nr. 3, blz. 2 is dan niet toereikend). Het was de leden van de CDA-fractie niet ontgaan, dat t.g.v. de behandeling van de BEU het niet exporteerbaar zijn van deze voorziening door de meerderheid wel is aanvaard. Nu het amendement Bijleveld-Schouten (27 468, nr. 8) eveneens niet is aangenomen, alsmede vervolgens het mindere voor het betere (amendement Smits, 27 468, no. 15) is gesteund, waren deze leden wel bijzonder geïnteresseerd in de uitwerking van de hardheidsclausule die in feite alleen voor individuele gevallen soulaas kan bieden. Is dit metterdaad de bedoeling? De leden van de CDA-fractie achtten het gevaar van ongerechtvaardigde onderscheid hier bepaald niet denkbeeldig en vonden met de staatssecretaris de suggestie van de heer Harrewijn op z'n minst de moeite van een antwoord waard. Hoe staat het daarmee?

De aanvaarding van het amendement-Smits betekent ook dat de staatssecretaris met de uitwerking van de regels in het kader van de hardheidsclausule de nodige snelheid zal moeten betrachten om aan de eis van gelijktijdige invoering te kunnen voldoen.

Hadden de leden van de CDA-fractie het overigens goed begrepen dat dit amendement nu op meerdere categorieën betrekking zal hebben? Voorts verschilden deze leden met de staatssecretaris van mening over wat wel en niet een schrijnend geval is.

Ouders kunnen bijv. toch min of meer gedwongen worden een baan elders te aanvaarden en deze leden achtten het nog steeds een goede zaak, dat ouders de verzorging van een gehandicapt kind desgewenst op zich willen blijven nemen. Wanneer de toekenning van de Wajong-voorziening op de juiste wijze plaatsvindt, kan er toch ook geen of nauwelijks sprake zijn van calculerend gedrag bij aanvankelijk in Nederland wonende gezinnen? Zoals reeds gesteld, de leden van de CDA-fractie waren zeer beducht voor het niet slagen van een rechtvaardige afbakening in het kader van de hardheidsclausule en bleven om die reden vooralsnog opteren voor een verruiming van de B.E.U. met betrekking tot de Wajong-gerechtigden (bestaande gevallen en nieuwe in Nederland ontstane gevallen). Deze leden waren ook zeer benieuwd naar de antwoorden op de nadere vragen van mevrouw De Wolff; zij konden zich voorstellen, dat ook de staatssecretaris behoefte zal hebben om op deze materie nog eens diepgaand in te gaan om een herhaling van zetten in de toekomst te voorkomen.

Thans ook nog een enkele opmerking over de wijziging van de AOW/ANW.

Op 20 november 2000 heeft het wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer plaatsgevonden.

Op 22 november d.a.v. is de Tweede Nota van Wijziging ingediend, waarbij n.a.v. het S.E.R.-advies «Onvolledige AOW-opbouw» van 19 mei 2000 de mogelijkheid van inkoop van verzekerde jaren voor de AOW is verruimd van één naar vijf jaar.

Op 23 november 2000 hebben de stemmingen plaatsgevonden, waarmede deze wijziging zonder verdere discussie eveneens is aanvaard. In het desbetreffende persbericht van SZW van 22 november jl. worden naast deze wijziging enkele andere voorstellen gedaan, zoals voorlichting over de gewijzigde mogelijkheid van AOW-inkoop en de ontwikkeling van plannen met betrekking tot het niet-gebruik van aanvullende bijstand. Het opbouwsysteem als zodanig, met name de opbouwperiode van 50 jaar, zal nog nader worden bekeken. Op welke wijze stelt het kabinet zich de uitwerking van deze aanbeveling voor?

Had het niet voor de hand gelegen met de nu voorgestelde wijzigingen te wachten tot de discussie over de tekorten in de AOW-opbouw was afgerond? Weliswaar wordt er in het S.E.R.-advies van uitgegaan, dat – in welke beleidsvariant ook – er geen gevolgen zullen zijn voor de premie-systematiek, maar acht de staatssecretaris dit volstrekt uitgesloten?

Moet verder worden vastgesteld, dat met dit persbericht de staatssecretaris de discussie over het S.E.R.-advies voorlopig als afgerond beschouwt? In welke notitie, waarover de beide Kamers beschikken, is dit vastgelegd?

De beantwoording van de vraag van deze leden over de aansluiting van de vrijwillige verzekering A.W.B.Z. op de wijziging van de vrijwillige verzekering AOW/ANW bleef onduidelijk, mede in het licht van de te verwachten ontwikkelingen op het terrein van de ziektekosten, al zal dan niet meer worden gesproken over het exporteren van verstrekkingen. Bij een andere gelegenheid zeiden deze leden hierop te zullen terugkomen.

Bij nadere bestudering van alle achterliggende stukken moet de staatssecretaris worden toegegeven dat er juist bij de vrijwillige verzekering AOW metterdaad wel sprake kan zijn van calculerend gedrag, maar dat zal toch niet de gehele groep van 6377 personen betreffen? Het is dan ook aan de staatssecretaris te bewerkstelligen dat het parlement in de toekomst in de omvang van een bepaalde problematiek een beter inzicht kan worden gegeven.

Het gaat er tenslotte om ervoor te zorgen, dat er een adequate oplossing komt voor hen die deze echt nodig hebben, òf via de vrijwillige verzekering òf anderszins. Ziet de staatssecretaris kans betrouwbare informatie beschikbaar te krijgen?

Tenslotte waagden de leden van de CDA-fractie te betwijfelen of de combinatie van de wijziging van de vrijwillige verzekering AOW/ANW (zie ook de aanduiding van dit wetsvoorstel) met de problematiek van de Wajong, d.w.z. de reparatie van een niet goede regeling van het overgangsrecht ten detrimente van de jong-gehandicapten, wel een gelukkige is, zeker met betrekking tot de snelle invoering?

De leden van de PvdA-fractie hadden met enige verwondering kennis genomen van de stellingname in de eerste alinea van de memorie van antwoord, waarin de regering uitspreekt dat van een verlenging van de vrijwillige verzekeringsduur van vijf naar tien jaar geen volume-effecten te verwachten zijn. Hoe valt deze mededeling te rijmen met het antwoord op een eerdere vraag van deze leden dat de wijze waarop door potentiële belangstellenden voor de vrijwillige verzekering op de nieuwe opzet zal worden gereageerd, niet van te voren valt aan te geven? Meer in het algemeen vroegen deze leden zich af waarom de regering dit wetsvoorstel eigenlijk voorlegt als zij van oordeel is – zo maken deze leden uit het eerdergenoemde antwoord aan de leden van de CDA-fractie op – dat in de samenstelling en de omvang van de groepen op wie het wetsvoorstel van toepassing is geen wijziging optreedt.

Indien Verordening 1408/71 in het algemeen verplicht tot exporteerbaarheid van uitkeringen, ongeacht of deze premiegefinancierd zijn of niet, waarom houdt het kabinet dan vol dat wijziging door de Wajong van het principe van exporteerbaarheid dat indertijd in de AAW gold, ingegeven is door de gewijzigde financiering van de Wajong, zo vroegen de leden van de fractie van GroenLinks.

Valt niet nu al te voorzien dat zich in de toekomst veel meer schrijnende gevallen zullen voordoen waarbij Wajonggerechtigden met hun naasten of verzorgers naar het buitenland willen emigreren, maar daartoe niet in staat zijn omdat zij dan hun recht op uitkering kwijtraken?

Als de regering geen gehoor wil geven aan de suggestie van de leden van deze fractie om het probleem van het misbruik te voorkomen door het recht op export afhankelijk te maken van een vaste in Nederland doorgebrachte referteperiode, hoe is zij dan wel voornemens om de «hardheidsclausule» vorm te geven met inachtneming van het beginsel van rechtsgelijkheid?

Hoe komt de regering er overigens precies bij dat de hier gesuggereerde oplossing de toets der Europeesrechtelijke kritiek niet zal kunnen doorstaan, nu deze oplossing beter tegemoet komt aan de hoofdregel van exporteerbaarheid die Verordening 1408 stelt?

Kent de regering rechtspraak van het Hof van Justitie waaruit (al dan niet) afgeleid zou kunnen worden dat een woonplaatsvereiste als dam tegen misbruik van (overheidsgefinancierde) voorzieningen wel gerechtvaardigd is?

De voorzitter van de commissie,

Kneppers-Heijnert

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Ginjaar (VVD), Jaarsma (PvdA), Veling (RPF/GPV), Van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hofstede (CDA), Bierman (OSF), Hessing (D66), Ruers (SP), Wolfson (plv. voorzitter) (PvdA), Lodders-Elfferich (CDA), Swenker (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter) en De Wolff (GL).

Naar boven