27 269
Wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met de invoering van een regeling inzake de financiering van kinderopvang voor uitkeringsgerechtigden

nr. 215a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 27 maart 2001

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

De leden van de fractie van de PvdA betuigden hun instemming met de doelstelling van dit wetsvoorstel. Alle instrumenten die zo snel mogelijke reïntegratie van uitkeringsgerechtigden in het arbeidsproces faciliteren, zijn welkom. Waar echter veel goede bedoelingen op stranden is de kwaliteit van de uitvoering. Zij hadden zich daarover al bij diverse gelegenheden uitgesproken. Ook hier, zo stelden zij vast, staat of valt het bereiken van het doel met een adequate en dus snelle uitvoering. Daarover wilden zij derhalve nog wat nadere informatie ontvangen.

De memorie van toelichting stelt terecht dat het voor werkzoekende uitkeringsgerechtigden van groot belang is dat direct of op korte termijn kinderopvang voorhanden moet zijn voor reïntegratie bij een nieuwe werkgever, terwijl de wachtlijsten voor gesubsidieerde kinderopvangplaatsen lang zijn. Van het grootste belang is derhalve een snelle beslissing.

Zij hadden in deze memorie gelezen dat het Lisv (in casu de uvi) steeds een afweging maakt of het financieren van kinderopvang de kans vergroot dat een uitkering wordt bespaard. De nota naar aanleiding van het verslag preciseert dat deze beoordeling geschiedt op basis van individuele omstandigheden. De criteria daarvoor zullen worden vastgelegd in Lisv-beleidsregels. Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer waren deze nog niet voorhanden. Wellicht is dat nu wel het geval. Om zich een oordeel te kunnen vormen over het realiteitsgehalte van de «redelijke beslistermijn» van acht weken, zouden zij het op prijs stellen hierin inzage te krijgen. Zij refereerden aan de memorie van toelichting bij de Wet beslistermijnen sociale zekerheid waarin werd gesteld dat de uvi's de huidige termijnen voor het toekennen van Rea-instrumenten vaak overschrijden. En: «Voor de overige [andere dan herplaatsings- en plaatsingsbudget] Rea-instrumenten zijn de effecten van het voorgenomen Lisv-beleid nog niet zo helder, dat ze nu al met een aantal weken omlaag kunnen worden gebracht.» De kinderopvangfaciliteit in het voorliggende wetsvoorstel is zonder toelichting onder de acht-wekencategorie gebracht. Waarom? zo vroegen de aan het woord zijnde leden. Is de regeling te ingewikkeld voor een snellere en dus adequatere uitvoering? En als dat het geval is, zou het dan geen voorkeur verdienen de ingewikkeldheid terug te brengen ten faveure van de adequaatheid van de uitvoering?

Deze leden maakten van deze gelegenheid gebruik om te informeren wanneer de voor het eerste kwartaal van dit jaar aan de Eerste Kamer toegezegde notitie bij de behandeling van de Wet beslistermijnen in de sociale zekerheid tegemoet kan worden gezien.

Een tweede kwestie betreft de opeenvolging van verschillende beslissingen die bij de uitvoering van de wet Rea ten aanzien van één en dezelfde arbeidsgehandicapte aan de orde (kunnen) zijn en waaraan er met deze wet weer een wordt toegevoegd. Zij zouden het op prijs stellen een overzichtje te ontvangen van de onderscheiden stappen bij verschillende modaliteiten en van de mogelijkheden van «parallelschakeling», waardoor de doorlooptijd bekort zou kunnen worden. Wordt – om een voorbeeld te geven – bij besluitvorming over proefplaatsing of scholing die over kinderopvang «meegenomen»? Zo ja, dan resulteert deze wet in verlenging van de termijnen en dat leek hun niet de bedoeling.

Bij amendement in de Tweede Kamer is het mogelijk geworden de regeling ook van toepassing te verklaren als de arbeidsgehandicapte na zes maanden uitkering zélf een werkgever vindt. Hoe moet betrokkene dan voorzien, in kinderopvang tijdens de wachttijd op een beslissing (die gemakkelijk kan oplopen tot 8 plus 8 weken)? Als er wordt aangenomen dat de werkgever op eigen risico hierin tijdelijk zal voorzien lijkt dat een negatieve incentive voor het in dienst nemen van betrokkene, hetgeen niet de bedoeling kan zijn, zo dachten zij.

De leden, behorende tot de fractie van GroenLinks deelden mee kennis te hebben genomen van het voorliggende wetsvoorstel en zich in grote lijnen te kunnen vinden in de daarin voorgestelde maatregelen inzake financiering van kinderopvang voor uitkeringsgerechtigden. Het doel van het wetsvoorstel is om voor de uitkeringsgerechtigde die een reïntegratietraject volgt op zo kort mogelijke termijn een kinderopvangplaats te vinden in de hele-, halve dag opvang of de naschoolse opvang of in een gastoudergezin. Dit is een nobel streven. Is 24 uurs opvang ook mogelijk?

Er zijn echter onvoldoende plekken beschikbaar in de gehele kinderopvang. Het hebben van geld is dan niet een probleem, maar het vinden van een kinderopvangplaats. Investeren in uitbreiding is dan aan de orde. Hoe denkt de staatssecretaris met de tekorten aan kindplaatsen om te gaan in relatie met het beschikbaar stellen van gelden voor uitkeringsgerechtigden om een kindplaats te kopen? Is het niet beter tegelijkertijd geld beschikbaar te stellen voor gemeenten voor uitbreidingsplaatsen? Dat is echt kiezen voor een oplossing van dit probleem.

Waarom is ervoor gekozen de regeling vast te pinnen aan een maximum van 4000 werknemers? Als een en ander kostenneutraal geregeld kan worden, dan is er toch geen enkele noodzaak een plafond aan te brengen? «Voor de uitkeringsgerechtigde bestaat geen recht op kinderopvang. Het Lisv maakt de afweging of financiering van de kinderopvang de kans vergroot dat een uitkering wordt bespaard». (Memorie van toelichting, blz. 3). Kan de staatssecretaris aangeven op basis van welke toetsbare criteria (of richtlijnen) deze afweging gemaakt wordt? Is het mogelijk voor de uitkeringsgerechtigde beroep tegen een negatieve beslissing van het Lisv inzake verstrekken financiële bijdrage kinderopvang, aan te tekenen?

Zou de staatssecretaris nog een keer uit kunnen leggen hoe een en ander kostenneutraal geregeld kan worden? Een kindplaats in de hele dag opvang kost gemiddeld zeg f 25 000 op jaarbasis, en naschoolse opvangplaats is goedkoper, een gastoudergezin is nog goedkoper. Hoe worden deze ongelijke bedragen gelijk getrokken in een kosten neutraal plaatje?

De uitvoering van deze regeling komt in handen van het Lisv. Zijn er voor het Lisv geen uitvoeringskosten aan verbonden of voeren zij deze regeling binnen hun bestaande budget uit, zo vroegen deze leden tenslotte.

De voorzitter van de commissie,

Kneppers-Heijnert

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Ginjaar (VVD), Jaarsma (PvdA), Veling (RPF/GPV), Van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hofstede (CDA), Bierman (OSF), Hessing (D66), Ruers (SP), Wolfson (plv. voorzitter) (PvdA), Lodders-Elfferich (CDA), Swenker (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), De Wolff (GL).

Naar boven