27 220
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders

nr. 224
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

22 februari 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het facultatieve karakter van de bepalingen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot gedeputeerden en wethouders op te heffen en die wet van overeenkomstige toepassing te doen zijn op leden van het dagelijks bestuur van een waterschap;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de komma na de zinsnede «artikel 2, tweede lid, onder d» vervangen door een punt en vervalt de tekst na die komma.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Voor de toepassing, bedoeld in het eerste lid, treden gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders in de plaats van Onze Minister, uitgezonderd ten aanzien van diens bevoegdheid, gegeven in artikel 2a, vijfde lid.

B

Artikel 131 komt te luiden:

Het recht op uitkering

Artikel 131

1. Aan een lid van gedeputeerde staten wordt met ingang van de dag van zijn aftreden, indien hij nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, recht op uitkering verleend ten laste van de provincie waarin hij als zodanig optrad, op de voet van de volgende artikelen.

2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de belanghebbende zonder onderbreking weer als lid van gedeputeerde staten optreedt, tenzij hij als zodanig een betrekking in een mindere omvang is gaan uitoefenen.

C

Artikel 132 wordt gewijzigd als volgt:

1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende lid van gedeputeerde staten is geweest, maar tenminste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als lid van gedeputeerde staten de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat ten minste tien jaren lid van gedeputeerde staten is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

3. In het derde lid wordt «kan de uitkering worden toegekend voor de duur van ten hoogste zes maanden» vervangen door: wordt de uitkering toegekend voor de duur van zes maanden.

4. In het vierde lid wordt «kan de volgende uitkering worden toegekend» vervangen door: wordt de volgende uitkering toegekend.

5. In het vijfde lid wordt «In de verordening, bedoeld in artikel 131, eerste lid, kunnen provinciale staten bepalen dat in bijzondere gevallen de uitkering kan worden voortgezet» vervangen door: In bijzondere gevallen kunnen provinciale staten bepalen dat de uitkering wordt voortgezet.

D

In artikel 133, eerste lid, vervalt «ten hoogste».

E

Artikel 133b, elfde lid, tweede volzin, komt te luiden: Regels op grond van artikel 8b, elfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het negende lid bedoelde keuze.

F

Artikel 133c, zevende lid, komt te luiden:

7. Bepalingen op grond van artikel 8c, zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op in het eerste lid bedoelde belanghebbenden.

G

Artikel 133d wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bepalingen op grond van artikel 8d, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde onderzoek.

2. Het zevende lid komt te luiden:

7. Bepalingen en regels op grond van artikel 8d, zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op degene, bedoeld in het zesde lid.

H

Artikel 133e wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Bij een verordening, bedoeld in artikel 131, tweede lid, kan worden bepaald dat op verzoek van een lid van gedeputeerde staten, provinciale staten een onderzoek doen instellen» vervangen door: Op verzoek van een lid van gedeputeerde staten doen provinciale staten een onderzoek instellen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Provinciale staten brengen de uitkomst van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid ter kennis van de verzoeker.

I

Artikel 134 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het derde lid wordt een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. de vaste vergoeding die wordt genoten als lid van provinciale staten.

2. Het zevende lid komt te luiden:

7. Een ministeriële regeling op grond van artikel 9, zesde lid, geldt mede voor de toepassing van dit artikel, ten aanzien van de voortgezette uitkering bedoeld in artikel 132, vijfde lid, en in artikel 133a.

3. Het achtste en het negende lid vervallen.

J

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 134a, luidende:

Artikel 134a

1. De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in artikel 134, tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Voorschriften, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, derde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de evenbedoelde termijn. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 134 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.

3. Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken.

4. De belanghebbende aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen dat allen, die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn.

K

Artikel 136 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. met ingang van de dag waarop de belanghebbende opnieuw lid van gedeputeerde staten wordt in de provincie ten laste waarvan de uitkering wordt genoten, tenzij hij als zodanig een betrekking is gaan uitoefenen in een mindere omvang dan voor het aftreden waaraan hij het recht op uitkering ontleent.

2. Het derde lid vervalt.

L

In artikel 137, eerste en derde lid, wordt «kan» vervangen door: «wordt» en vervalt «worden».

M

Aan hoofdstuk 21 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Vervanging

Artikel 137a

Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op degene die krachtens artikel 51 van de Provinciewet dan wel krachtens artikel 51 van de Gemeentewet, een lid van gedeputeerde staten dan wel een wethouder heeft vervangen, gedurende meer dan dertig dagen zonder onderbreking. Voor degene die aftreedt als vervanger is de duur van de uitkering, ten dele in afwijking van artikel 132, steeds gelijk aan de duur van de vervanging. De uitkering bedraagt het volgens artikel 133 toepasselijke percentage van de als vervanger genoten vergoeding en wordt aangepast overeenkomstig het derde lid van dat artikel.

N

In artikel 138, eerste en tweede lid, wordt «kan» vervangen door: «wordt» en vervallen «bij verordening» en «worden».

O

Artikel 139, vijfde lid, laatste volzin, komt te luiden: Voor de toepassing van de eerste en de tweede volzin wordt de vergoeding voor de werkzaamheden als lid van provinciale staten of de raad niet beschouwd als daar bedoelde inkomsten indien geen voorziening is getroffen als bedoeld in artikel 9 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden dan wel in artikel 10 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

P

In artikel 140, eerste lid, wordt «kan bij verordening» vervangen door: «wordt» en vervalt «worden».

Q

In artikel 142, eerste lid, wordt «kan bij verordening» vervangen door: «wordt» en vervalt «worden».

R

In artikel 143, eerste lid, wordt «kan bij verordening» vervangen door: «wordt» en vervalt «worden».

S

In artikel 144, eerste lid, wordt «kan» vervangen door: «wordt» en vervallen «bij verordening» en «worden».

T

Artikel 152 komt te luiden:

Artikel 152

1. Het recht op pensioen vervalt indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren iedere invordering achterwege is gebleven.

2. Provinciale staten kunnen een op grond van het eerste lid vervallen recht op pensioen herstellen

U

In artikel 157, eerste lid, wordt «een verordening als bedoeld in artikel 138 van deze wet» vervangen door: deze afdeling.

V

In artikel 159 wordt «kan» vervangen door «is» en vervalt «worden verklaard».

W

Artikel 160 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «In de verordening inzake toekenning van pensioen bedoeld in deze afdeling wordt bepaald dat op» vervangen door «Op», wordt na «lid van gedeputeerde staten» ingevoegd: «worden» en vervalt na «bedragen»: «worden».

2. In het tweede lid wordt «In de verordening bedoeld in het eerste lid wordt tevens bepaald dat op» vervangen door «Op», wordt na «lid van gedeputeerde staten» ingevoegd: «worden» en vervalt na «bedragen»: «worden».

X

Artikel 161 vervalt.

Y

Artikel 162 komt te luiden:

Beroep

Artikel 162

Een belanghebbende kan tegen een besluit op grond van deze afdeling beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 mei 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (pensioenopbouw, waarde-overdracht en waarde-overname alsmede enige andere onderwerpen) (26 043) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers gewijzigd als volgt:

A

Wijziging van artikel 160a.

1. In het eerste lid wordt «In een verordening inzake pensioen als bedoeld in deze afdeling kan worden bepaald dat gedeputeerde staten op aanvraag van een gewezen gedeputeerde de door de aanvrager verkregen aanspraken op pensioen krachtens die verordening afkopen» vervangen door: Op aanvraag van een gewezen gedeputeerde kopen gedeputeerde staten de door de aanvrager verkregen aanspraken op pensioen krachtens deze afdeling af.

2. De eerste volzin van het vijfde lid komt te luiden: Op aanvraag van een gewezen gedeputeerde kopen gedeputeerde staten de door de aanvrager verkregen aanspraken op pensioen krachtens deze afdeling af bij diens aanstelling in vaste dienst van een van de Europese Gemeenschappen en dragen de afkoopsom over aan de betrokken Gemeenschap.

B

Wijziging van artikel 160b

1. In het eerste lid wordt «In een verordening inzake pensioen als bedoeld in deze afdeling kan worden bepaald dat voor de toepassing van artikel 32b, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 16a van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet de desbetreffende provincie wordt beschouwd» vervangen door: Voor de toepassing van artikel 32b, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 16a van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet wordt de desbetreffende provincie beschouwd.

2a. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «In een verordening inzake pensioen als bedoeld in deze afdeling kan worden bepaald dat op» vervangen door: «Op», wordt tussen «gedeputeerde» en «deze» geplaatst: «verkrijgt» en vervalt «verkrijgt».

2b. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «verordening» vervangen door: vijfde afdeling van deze wet.

ARTIKEL III

Artikel 44 van de Waterschapswet komt te luiden:

Artikel 44

1. De leden van het dagelijks bestuur genieten ten laste van het Waterschap een bezoldiging en een tegemoetkoming in de kosten van de uitoefening van hun werkzaamheden, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

2. Op de leden van het dagelijks bestuur die niet overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP zijn, is de vijfde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers van overeenkomstige toepassing. Voor die toepassing wordt voor gedeputeerde staten, provinciale staten en provincie respectievelijk gelezen: dagelijks bestuur van een waterschap, algemeen bestuur van een waterschap en waterschap.

ARTIKEL IV

1. Op een uitkering die op grond van een verordening als bedoeld in artikel 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is toegekend ter zake van een aftreden vóór de inwerkingtreding van deze wet blijft die verordening van toepassing. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders kunnen echter die uitkering ten gunste van de belanghebbende herzien met toepassing van de bepalingen van de in de eerste volzin genoemde wet.

2. Een pensioen dat is toegekend op grond van een verordening als bedoeld in de vijfde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beschouwd als te zijn toegekend krachtens de vijfde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

3. Het eerste en het tweede lid gelden overeenkomstig voor een uitkering of een pensioen, toegekend op grond van een verordening als bedoeld in artikel 44 van de Waterschapswet, zoals dat artikel luidde voor de wijziging ervan bij artikel III van deze wet.

ARTIKEL V

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 25 maart 2000.

2. In afwijking van het eerste lid, werkt artikel I, onderdelen B en K, niet terug voorzover daarbij de artikelen 131 en 136 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers worden gewijzigd met betrekking tot het zonder onderbreking respectievelijk wederom optreden als lid van gedeputeerde staten.

3. In afwijking van het eerste lid treden artikel II en artikel 44, eerste lid, van de Waterschapswet, zoals dat komt te luiden krachtens artikel III van deze wet, in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven