27 209
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. in verband met de tweede tranche van het ondernemerspakket 2001 (Wet ondernemerspakket 2001)

nr. 89d
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2001

De heer Stevens heeft tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van de diverse wetsvoorstellen inzake de Belastingherziening 2001, op 12 decem- ber 2000 enkele schriftelijke vragen gesteld (die als noot zijn opgenomen in de handelingen: Handelingen I, 2000–2001, blz. 12–555). Bij de beant- woording van deze vragen via mijn brief van 9 februari 2001 (WDB 2001-00078), is abusievelijk het antwoord op een van de vragen van de heer Stevens niet opgenomen. Dit betreft de vraag van de heer Stevens om een reactie op de brief van Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. van 12 december 2000, waarin wordt gepleit voor een overgangsregeling ten behoeve van zogenoemde bijleenhypotheken.

Naar aanleiding daarvan merk ik op dat over de positie van bijleenhypotheken tijdens de parlementaire behandeling van de Belastingherziening 2001 diverse malen van gedachten is gewisseld. Resultaat van deze gedachtewisseling is geweest dat ik voor bepaalde bijleenhypotheken een overgangsregeling heb toegezegd. De strekking van deze toezegging en de achtergronden daarvan zijn in de nota naar aanleiding van het verslag van de Veegwet (kamerstukken I, 2000–2001, 27 466, blz. 9–11) uiteengezet. Kort samengevat komt deze overgangsregeling er op neer dat de tot en met 31 december 2000 bijgeleende rente, voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001, als onderdeel van de eigenwoningschuld wordt geaccepteerd. Inmiddels heb ik deze over- gangsregeling in een besluit vastgelegd (besluit van 21 december 2000, nr. CPP2000/3088; afschrift bijgevoegd). De brief van Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. voegt geen nieuwe gezichtspunten of argumenten toe aan de eerdere gedachtewisseling, laatstelijk nog met uw Kamer bij de behandeling van genoemde Veegwet over de bijleenhypotheken en de overwegingen die tot de hiervoor genoemde overgangsregeling hebben geleid.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

BIJLAGE EIGEN WONING. BIJLEENHYPOTHEKEN

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 21 december 2000, nr. CPP2000/3088M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

In de Wet IB 2001 is bepaald dat de rente over schulden die zijn aangegaan voor aanschaf, verbetering en/of onderhoud van de eigen woning in aftrek kan komen. Dat geldt niet voor rente die betrekking heeft op de financiering van rente die bij de eigenwoningschuld is geschreven. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 is de positie van de zogeheten bijleenhypotheken diverse malen aan de orde gekomen. Een element van deze bijleenhypotheken is dat (een deel van) de rente wordt bijgeschreven. Met betrekking tot de positie van deze hypotheken heb ik toegezegd met een versoepeling te komen (Nota n.a.v. Verslag Veegwet IB 2001 EK). Dit versoepeling wordt in dit besluit neergelegd.

2. Welke bijleenhypotheken komen in aanmerking?

Bijleenhypotheken zijn schulden waarbij de verschuldigde rente geheel of gedeeltelijk bij de hoofdsom wordt geschreven. In mijn besluit van 7 juni 1997, nr. 287-8007, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 mei 1998, nr. DB88/2857 (beiden ingetrokken bij besluit van 14 april 1999, nr. DB99/982) heb ik aangegeven dat de hoofdregel is dat bijgeschreven rente niet voor aftrek in aanmerking komt. Op deze regel heb ik een uitzondering gemaakt voor bepaalde bijleenhypotheken:

– Bijleenhypotheken die vóór 1 juli 1987 tot stand zijn gekomen. Hiertoe behoren echter niet de hypotheekvormen waarvan door mij reeds voor 1 juli 1987 het standpunt werd ingenomen dat de daarop bijgeschreven rente niet in aftrek kon worden toegelaten. Het gaat daarbij met name om hypotheekvormen waarbij de rente volledig wordt bijgeschreven of waarbij (een deel van) de rente ineens vooraf wordt bijgeschreven.

– Bijleenhypotheken die na 1 juli 1987 tot stand zijn gekomen en de goedkeuring van Financiën dragen. Deze bijleenhypotheken worden hieronder in een bijlage bij dit besluit opgesomd. Ik wijs erop dat voor na 31 mei 1999 tot stand gekomen contracten geen goedkeuring meer geldt.

3. Verhuizing gedurende de looptijd van de hypotheek

De (maximale) hoogte van de in aanmerking te nemen eigenwoningschuld wordt, zoals in punt 1 hiervoor is aangegeven, bepaald door het bedrag dat ter zake van aankoop, verbetering of onderhoud van de eigen woning is geleend. In artikel 3.120, achtste lid, Wet IB 2001 is vastgelegd dat op 31 december 1995 bestaande schulden, voorzover deze schulden op die datum verzekerd waren door een hypotheek op de eigen woning, als een eigenwoningschuld worden aangemerkt. Deze kwalificatie van op 31 december 1995 bestaande hypothecaire schulden is niet van toepassing indien na 31 december 1995 is verhuisd naar een andere eigen woning. In dat geval wordt de eigenwoningschuld bepaald door het bedrag dat ter zake van aankoop, verbetering of onderhoud van de nieuwe woning is geleend (ook indien de bestaande hypotheek wordt «meegenomen» naar de nieuwe eigen woning).

4. Goedkeuring

Voor de onder 2 vermelde bijleenhypotheken geldt dat de stand van de hypotheekschuld per 31 december 2000 in zijn geheel als eigenwoningschuld wordt aangemerkt. Het gaat derhalve om de hoofdsom vermeerderd met de tot en met 31 december 2000 bijgeschreven rente. Ter voorkoming van misverstand merk ik op dat de na 31 december 2000 bijgeschreven rente niet tot de (fiscale) eigenwoningschuld wordt gerekend. De rente die hierover wordt berekend kan niet worden afgetrokken in box 1. Wel kan het deel van de schuld dat niet in box 1 in aanmerking wordt genomen als schuld in box 3 worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de rendementsgrondslag waarover de vermogensrendementsheffing wordt berekend.

Indien in de periode tussen 31 december 1995 en 31 december 2000 is verhuisd naar een andere eigen woning, wordt de stand van de hypotheekschuld per verhuisdatum – inclusief de tot dat tijdstip bijgeschreven rente – als eigenwoningschuld geaccepteerd. Voorwaarde is wel dat de bijleenhypotheek wordt «meegenomen» naar de nieuwe eigen woning. Ook in dit geval geldt dat de bijgeschreven rente tot het tijdstip van verhuizing als eigenwoningschuld wordt aangemerkt. Die schuld wordt – inclusief eventuele nieuwe eigenwoningschulden – ten hoogste in aanmerking genomen voor de aankoopprijs van de opvolgende woning (inclusief kosten koper en eventuele verbouwingen en/of onderhoud).

Een woning geldt als opvolgende woning als het tijdstip waarop de nieuwe woning wordt geleverd aan de belastingplichtige niet meer dan twee jaren later valt dan het tijdstip, waarop de vorige woning is geleverd door de belastingplichtige.

BIJLAGE Na 1 juli 1987 goedgekeurde hypotheken

Naam: Perspectiehypotheek (nieuwe stijl);

Van: Van Nierop Assuradeuren NV.

Naam: Lage Lasten Hypotheek (nieuwe stijl);

Van: Westland/Utrecht Hypotheekbank NV.

Naam: Netto Lasten Hypotheek (voorheen Prominent-hypotheek);

Van: SNS Bank.

Naar boven