27 109
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 20
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 4 oktober 2000

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de reacties van de leden van de Commissie op bovengenoemd wetsvoorstel.

In de eerste plaats vroegen de leden van de Commissie of de dekking van het amendement Hindriks c.s. (Kamerstukken II, 27 109, nr. 4) deugdelijk en conform de begrotingsregels is. Indien dit niet het geval is, zo vroegen deze leden, is de minister dan voornemens het amendement bij de eerstvolgende aanpassing van de begrotingswet terug te draaien?

Voorts vroegen de leden van de Commissie naar een inhoudelijke beoordeling van het amendement. Deze leden vroegen of het naar de mening van het kabinet juist is dat gelden van de begroting van Economische Zaken worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om publiek-private samenwerkingsconstructies te financieren? Is het voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen niet mogelijk om publiek-private samenwerking te financieren, zo vroeg de Commissie tenslotte.

In antwoord op deze vragen, kan ik u het volgende melden.

Als dekking worden in het amendement twee posten aangewezen. Voor de ene post (f 5,6 mln bij artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart) geldt dat de aangewezen dekking, met instemming van de Tweede Kamer, reeds een aanwending had gekregen voor de financiering van het ontwikkelingsproramma ten behoeve van de Joint Strike Fighter. De andere post (14,4 mln bij artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking) betreft gelden die – ook in juridische zin – reeds verplicht waren voor de kennisinfrastructuurprojecten Gigaport en Kennisimpuls en waarvan de financiering via het Fonds economische structuurversterking (Fes) loopt. In formele zin mogen de via het Fes voor bepaalde projecten beschikbaar gestelde middelen ook niet voor andere zaken worden aangewend. Bezien vanuit het oogpunt van de beschikbaarheid van middelen bij de aangewezen begrotingsartikelen is de dekking derhalve niet uitvoerbaar.

Een inhoudelijke beoordeling van het amendement vraagt om een genuanceerde stellingname.

Enerzijds onderschrijf ik het belang van een moderne uitrusting van VMBO-scholen volledig. De uitrusting van deze scholen is op dit moment inderdaad voor verbetering vatbaar. Een goede uitrusting is van groot belang om de aantrekkelijkheid van dit type onderwijs te vergroten. Ook sta ik sympathiek tegenover de gedachte in het amendement om te bezien of het bedrijfsleven niet meer kan worden betrokken bij de verbetering van de uitrusting van VMBO-scholen. Anderzijds is een bezwaar dat de hogere uitgaven voor de uitrusting van VMBO-scholen volgens het amendement op de begroting van Economische Zaken worden opgenomen, terwijl de zorg voor de uitrusting van deze scholen primair valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Gezien bovenstaande principiële en praktische bezwaren, heb ik dit amendement bij de begroting van Economische Zaken ten stelligste ontraden. Vanwege de sympathie voor de strekking van het amendement Hindriks c.s. heeft het kabinet vervolgens echter besloten naar de geest van het amendement extra middelen beschikbaar te stellen voor de technische uitrusting van VMBO-scholen via de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarbij is echter nadrukkelijk geen sprake van een overheveling van middelen van Economische Zaken. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werkt thans, in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, aan een concrete invulling van hetgeen het amendement beoogt. Daarbij zal er naar worden gestreefd om het bedrijfsleven te betrekken bij de verbetering van de uitrusting van VMBO-scholen.

In het licht van het bovenstaande zal ik voorstellen in de eerstvolgende begrotingswet voor Economische Zaken voor het jaar 2000, behorende bij de Najaarsnota, het amendement op mijn begroting terug te draaien. Overigens is zowel de verhoging van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen als het terugdraaien van het amendement op mijn begroting reeds in de ontwerpbegrotingen en de Miljoenennota 2001 verwerkt.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 296 en 296a, vergaderjaar 1999–2000.

Naar boven