26 988 (R 1645)
Goedkeuring van de opzegging van het op 26 juni 1957 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de wekelijkse rusttijd in de handel en op kantoren (Verdrag nr. 106, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar 40ste zitting); Trb. 1964, 61

nr. 187f
BRIEF AAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 2 maart 2001

In Uw brief van 28 februari 2001 berichtte U mij dat de herstemming in de Eerste Kamer over het verzoek tot goedkeuring van de opzegging van ILO-verdrag 106 niet voor 1 maart a.s. zal plaatsvinden.

Dit laat evenwel onverlet dat het oordeel van Uw Kamer bij de stemming a.s. dinsdag bepalend is, in verband met de gevolgen die hieruit voortvloeien in het kader van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. De Grondwet gaat uit van de regel, dat verdragen niet worden opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal, maar voorziet er tevens in dat bij wet gevallen kunnen worden bepaald waarin dit goedkeuringsvereiste niet geldt. Bij de voorliggende opzeggingsprocedure is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de genoemde Rijkswet biedt, om in buitengewone gevallen van dringende aard tot opzegging over te gaan, voordat de opzegging de goedkeuring van de Staten-Generaal heeft verkregen. Uiteraard zal de regering de in deze Rijkswet vervatte bepalingen respecteren, waaronder in het bijzonder de bepaling van artikel 14, dat, indien de Staten-Generaal de goedkeuring onthouden, de gevolgen van de opzegging zo spoedig als zulks rechtens mogelijk is ongedaan zullen worden gemaakt. Mocht de Eerste Kamer op 6 maart a.s. besluiten om toestemming voor de opzegging van het verdrag te onthouden, dan zal ik mij inzetten om de daartoe strekkende stukken zo spoedig mogelijk aan de Staten-Generaal toe te zenden.

U deelde mij voorts mede het niet raadzaam te achten om de herstemming in de Eerste Kamer, welke is geagendeerd voor 6 maart a.s., uit te stellen. Aangezien ik eraan hecht dat desgewenst over de opzegging tussen de regering en Uw Kamer van gedachten kan worden gewisseld, doch ik anderzijds op genoemd tijdstip een vergadering van de Sociale EU-Raad te Brussel moet bijwonen, zal staatssecretaris Hoogervorst op genoemde datum beschikbaar zijn om desgevraagd het regeringsstandpunt in Uw Kamer toe te lichten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven