26 962
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de invoering van de functie van officier enkelvoudige zittingen

nr. 208d
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 september 2001

De regering heeft kennis genomen van de vragen van de leden van de CDA-fractie in het nader voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Justitie over het bovengenoemde wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie verwonderden zich over het niet uitsluiten van de mogelijkheid dat de officier van justitie enkelvoudige zittingen een gerechtelijk vooronderzoek vordert. Zij meenden dat daarvoor alleen aanleiding bestaat in zaken, waarvan verwacht wordt dat zij voor de meervoudige kamer zullen worden behandeld.

Hoewel in zijn algemeenheid juist is dat voornamelijk in zware zaken reden is voor het vorderen van een gerechtelijk vooronderzoek, kan dit in lichtere zaken ook wenselijk zijn.

Te denken valt aan gevallen waarin voor het nemen van een goede vervolgingsbeslissing het nodig is dat een of meer getuigen door de rechter-commissaris worden gehoord. De rechter-commissaris kan getuigen dagvaarden, waardoor zij verplicht zijn te verschijnen; hij kan getuigen onder ede horen in de gevallen genoemd in artikel 216 van het Wetboek van Strafvordering. De zwaarte van de te rekwireren straf staat in deze zaken dan niet primair centraal. Wel wordt op deze wijze voorkomen dat de vervolging wordt voortgezet in zaken die geen kostbare zittingscapaciteit waard zijn.

Verder moet worden gedacht aan gevallen waarvan, zoals ik in de memorie van antwoord naar voren heb gebracht, de precieze omvang en aard van de zaak alleen aan het licht kan worden gebracht door het vorderen van een gerechtelijk vooronderzoek. Dit is bij voorbeeld niet ondenkbaar bij aanrijdingen waarbij sprake is van dood of lichamelijk letsel door schuld.

De leden van de CDA-fractie vroegen ook in hoeveel zaken in het jaar 2000 gerechtelijke vooronderzoek is gevorderd terwijl al vaststond dat er hetzij geen feit uit de zaak naar voren zou komen waarvoor een straf van meer dan zes maanden zou kunnen worden gevorderd dan wel op voorhand al vaststond dat niet meer dan zes maanden zou worden gevorderd. Zij hadden de indruk dat een gerechtelijk vooronderzoek alleen gevorderd wordt in zaken waarbij feiten spelen waarvoor op dat moment naar verwachting meer dan zes maanden gevangenisstraf zal worden gevorderd. Tegen deze achtergrond vroegen de leden of het denkbaar is dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard, wanneer een zaak door de officier enkelvoudige zittingen is behandeld terwijl van het begin af aan duidelijk was dat de zaak voor de meervoudige kamer zou moeten worden gebracht.

De vraag naar het aantal «lichte» zaken waarin een gerechtelijk vooronderzoek werd gevorderd, kan ik niet beantwoorden omdat daarvan geen afzonderlijke registratie wordt bijgehouden.

Ik acht de kans dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard, als in een zaak voor de meervoudige kamer blijkt dat deze in de aanvang door een officier van justitie enkelvoudige zittingen is behandeld, uiterst gering. Zodra de officier enkelvoudige zittingen bemerkt dat de zaak een omvang heeft die zijn bevoegdheid te boven gaat, zal hij de zaak immers aan een bevoegde officier van justitie overdragen. Bovendien is voor de beoordeling van de behoorlijkheid van het optreden van het Openbaar Ministerie primair relevant of de onderzoeksbevoegdheden en dwangmiddelen correct en in overeenstemming met de wet zijn toegepast.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven